Exodus 8:15-32
Maar toen Farao zag dat er verlichting was, verhardde hij zijn hart en luisterde niet naar hen, zoals de Here gezegd had. Toen zeide de Here tot Mozes: “Zeg tot Aäron: Strek uw staf uit en sla het stof der aarde, opdat het in het ganse land Egypte tot muggen wordt.” En Aäron strekte zijn hand uit met zijn staf en sloeg op het stof der aarde, en er werden muggen op mens en dier. Al het stof der aarde werd tot muggen in het gehele land Egypte.lees meer.
De magiërs trachtten met hun geheime kunsten muggen voort te brengen, maar zij konden het niet; daarom waren er muggen op mens en dier. Toen zeiden de tovenaars tot Farao: “Dit is de vinger van God.” Maar Farao’s hart was verhard, en hij luisterde niet naar hen, zoals de Here had gezegd. En de Here zeide tot Mozes: Sta des morgens vroeg op en stel u voor Farao, als hij naar het water uitgaat, en zeg tot hem: Zo zegt de Here: Laat Mijn volk gaan, opdat het Mij dient. Want indien gij Mijn volk niet laat gaan, zie, dan zal Ik zwermen vliegen zenden op u en op uw knechten en op uw volk en in uw huizen; en de huizen der Egyptenaren zullen vol zwermen vliegen zijn, en ook de grond waarop zij wonen. Maar op die dag zal Ik het land Gosen, waar Mijn volk woont, apart zetten, zodat daar geen zwermen vliegen zullen zijn, opdat u zult weten dat Ik, de Heer, in het midden van het land ben. Ik zal een scheiding aanbrengen tussen Mijn volk en uw volk. Morgen zal dit teken zich voordoen.”” Toen deed de Heer dit. En er kwamen grote zwermen vliegen in het huis van Farao en in de huizen van zijn dienaren en het land werd verwoest vanwege de zwermen vliegen in heel het land Egypte. Farao riep Mozes en Aäron en zei: “Ga heen, offer aan uw God in het land.” Maar Mozes zei: “Dat is niet goed, want wij zullen aan de Here, onze God, offeren wat voor de Egyptenaren een gruwel is. Als wij voor de ogen der Egyptenaren offeren wat hun een gruwel is, zullen zij ons dan niet stenigen? Wij moeten drie dagen de wildernis intrekken en offeren aan de Heer, onze God, zoals Hij ons beveelt.” Farao zeide: “Ik zal u laten gaan, opdat gij de Here, uw God, in de woestijn zult offeren; alleen zult gij niet ver weg gaan. Smeek voor mij.” Toen zeide Mozes: “Zie, ik ga van u uit, en ik zal de Here smeken, dat de zwermen vliegen morgen van Farao, van zijn knechten en van zijn volk mogen wijken; laat Farao alleen niet weer bedrieglijk handelen door het volk niet te laten gaan om aan de Here te offeren.” En Mozes ging uit van Farao en smeekte tot de Here. De Here deed wat Mozes vroeg en verwijderde de zwermen vliegen van Farao, van zijn dienaren en van zijn volk; er bleef er niet één over. Maar Farao verhardde ook deze keer zijn hart, en hij liet het volk niet gaan.