Ailurofobie

De precieze oorzaak van ailurofobie is onduidelijk; het kan het gevolg zijn van het meemaken van een eerdere aanval door een kat of het meemaken dat iemand anders werd aangevallen, maar genetische en omgevingsfactoren kunnen ook een rol spelen. Specifieke fobieën, vooral dierenfobieën, ontstaan vaak in de kindertijd.

Een ailurofobie kan paniek en angst ervaren als hij aan katten denkt, zich voorstelt dat hij een kat kan tegenkomen, onbedoeld fysiek contact maakt met een kat, of zelfs afbeeldingen van katten in de media ziet. Zij kunnen extreme angst en vrees ervaren bij het horen van miauwen, sissen, of soortgelijke geluiden die door katten worden gemaakt.

Grote katten zoals leeuwen of tijgers kunnen ook de stimuli triggeren die met de fobie worden geassocieerd. Deze fobie, in relatie tot grote katten, kan een biologische (of zelfs evolutionaire) oorsprong hebben. Er zijn bewijzen dat de Australopithecus (voorouder van het geslacht Homo) een prooi was van Dinofelis, een katachtige van de uitgestorven Machairodontinae subfamilie. Qua grootte lagen zij tussen een modern luipaard en een leeuw, met de meesten ongeveer de grootte van een jaguar (70 cm groot en tot 120 kg). Analyse van de koolstofisotopenverhoudingen in specimens uit Swartkrans wijst er echter op dat Dinofelis’ bij voorkeur op grazende dieren jaagden. De belangrijkste roofdieren van de hominiden in de toenmalige omgeving waren hoogstwaarschijnlijk luipaarden en mede-machairodont Megantereon, waarvan de koolstofisotopenverhoudingen meer wijzen op het jagen op hominiden.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *