Albert II, voluit Albert Félix Humbert Théodore Christian Eugène Marie van Saksen-Coburg-Gotha, (geboren 6 juni 1934, Brussel, België), koning der Belgen van 1993 tot 2013.
Als tweede zoon van koning Leopold III werd Albert thuis en in Genève en Brussel opgeleid en trad hij in 1953 in dienst bij de Belgische marine. Van 1962 tot zijn aantreden was hij erevoorzitter van de Belgische Dienst voor Buitenlandse Handel, leidde zo’n 70 belangrijke handelsmissies en werd een expert op het gebied van scheepvaart. Hij was ook lange tijd voorzitter van het Belgische Rode Kruis en lid van het Internationaal Olympisch Comité.
In 1959 trouwde hij met Paola Ruffo di Calabria, een Italiaanse prinses. Het echtpaar kreeg drie kinderen: Philippe (geboren in 1960), Astrid (geboren in 1962), en Laurent (geboren in 1963). Albert volgde zijn kinderloze oudere broer Boudewijn op na diens overlijden in juli 1993. Hoewel velen hadden gespeculeerd dat hij zou aftreden ten voordele van zijn oudste zoon, werd Albert op 9 augustus 1993 beëdigd als zesde koning der Belgen. Albert, een fervent motorrijder, vierde in 2003 de 10e verjaardag van zijn kroning door het startschot te geven voor een herdenkingsoptocht van zo’n 20.000 motorrijders.
Hoewel de regering door een grondwetshervorming in 1993 gefederaliseerd werd en de macht van de monarchie beperkt werd, bleef Albert een belangrijk symbool van eenheid in het land, dat geconfronteerd werd met toenemende politieke verdeeldheid tussen Franstalig Wallonië en Vlaams-Vlaanderen. Soms ging Alberts rol als eenheidsstichter veel verder dan het symbolische; zo speelde hij in 2007-08 een actieve rol in de onderhandelingen die leidden tot de vorming van een regeringscoalitie na een langdurige periode van bijzonder hevige conflicten en instabiliteit in het Belgische parlement. In 2013 kondigde Albert zijn voornemen aan om af te treden; op 21 juli van dat jaar trad hij af ten gunste van zijn zoon Philippe.