GALLUP NEWS SERVICE
PRINCETON, NJ — In de jaarlijkse Lifestyle Poll van Gallup, die elk jaar in december wordt gehouden, worden Amerikanen gevraagd naar hun houding en gedrag ten opzichte van huisdieren. Hier zijn 10 interessante feiten over Amerikanen en hun huisdieren afkomstig uit dit onderzoek:
1. Zes van de tien Amerikanen hebben een huisdier. Vierenveertig procent van de Amerikanen heeft een hond en 29% een kat. Van de huisdierbezitters heeft 73% een hond en 49% een kat.
Het huisdierbezit onder het Amerikaanse publiek is als volgt verdeeld: 27% heeft een hond maar geen kat, 12% heeft een kat maar geen hond, 17% heeft beide, 3% heeft andere huisdieren dan een kat of een hond, en 40% heeft geen huisdieren.
3. Honden leven meestal samen met hun baasje zonder andere hondse metgezellen; katten delen het huis van hun baasje iets vaker met katachtigen. De meeste hondenbezitters (59%) hebben maar één hond, terwijl kattenbezitters evenveel kans hebben op meerdere katten (51%) als op slechts één (49%).
4. Met een marge van 70% tegen 20% omschrijven Amerikanen zichzelf eerder als “hondenbezitters” dan als “kattenbezitters”. Dit is 68% tegen 19% voor mensen die zowel een kat als een hond bezitten, en 68% tegen 18% voor mensen die geen van beide bezitten. Alleen huisdiereigenaren met een kat en geen hond noemen zichzelf routinematig “kattenmensen” (69% tegen 26%).
5. Achtenzestig procent van de Amerikaanse huisdiereigenaren heeft met Kerstmis speelgoed of cadeautjes aan hun huisdier gegeven. Toen Gallup die vraag in 1990 stelde, was het cijfer vergelijkbaar (65%). Rover wordt vooral tijdens de feestdagen beloond: 76% van de hondenbezitters zegt met Kerstmis speelgoed of cadeaus aan hun huisdier te hebben gegeven, vergeleken met 46% van de huisdiereigenaren die geen hond hebben. Terwijl 67% van de kattenbezitters ook zegt dat ze kerstcadeaus aan hun huisdieren hebben gegeven, daalt dit tot slechts 54% van de kattenbezitters die niet ook een hond hebben.
6. Amerikanen geloven dat huisdieren goed zijn voor hun baasjes. Zestig procent van de Amerikanen denkt dat bezitters van een huisdier een bevredigender leven leiden dan niet bezitters van een huisdier, terwijl slechts 3% zegt dat bezitters van een huisdier een minder bevredigend leven leiden; een derde van de Amerikanen zegt dat het geen verschil maakt of heeft geen mening.
7. Huisdieren zijn niet zo gebruikelijk als gezelschap voor alleenstaanden; mensen die getrouwd zijn hebben veel meer kans om een kat of hond te bezitten dan mensen die dat niet zijn.
8. Mensen met jonge kinderen bezitten vaker zowel honden als katten dan mensen zonder jonge kinderen.
9. Ondanks onderzoek dat aantoont dat huisdieren goed zijn voor de gezondheid en het welzijn van ouderen, neemt het bezit van zowel honden als katten af met de leeftijd. Ook is het huisdierbezit het laagst in het oostelijke deel van de Verenigde Staten. En niet-blanken hebben veel minder vaak een huisdier dan blanken.
Dierteigenaarschap per groep |
|||
Totaal huisdier |
Bezit |
Bezit |
|
% |
% |
% |
|
18- tot 49-jarigen |
68 |
50 |
35 |
50- tot 64-jarigen |
50 |
35 |
50- totouderen |
57 |
43 |
29 |
65 jaar en ouder |
43 |
33 |
17 |
|
|
|
|
Oost |
51 |
35 |
29 |
Midwest |
58 |
46 |
24 |
Zuid |
61 |
49 |
27 |
West |
68 |
47 |
41 |
|
|
||
blanken |
63 |
46 |
33 |
Niet-blanken |
49 |
38 |
17 |
10. De hond uitlaten is voor veel hondenbezitters leuker dan het werk is. De meeste hondenbezitters (70%) gaan minstens één keer per dag met hun hond uit en de gemiddelde duur van die wandeling is ongeveer 17 minuten. Hondenbezitters lijken te genieten van deze tijd met hun huisdieren – 85% van degenen die hun hond dagelijks uitlaten zegt dat het een aangename ervaring voor hen is, terwijl 13% het beschrijft als “een karwei.”
Enquête-methoden
Deze resultaten zijn gebaseerd op telefonische interviews met een willekeurig geselecteerde nationale steekproef van 1.010 volwassenen, 18 jaar en ouder, uitgevoerd van 11 tot 14 december 2006. Voor resultaten op basis van deze steekproef kan men met 95% zekerheid zeggen dat de maximale fout die kan worden toegeschreven aan steekproeven en andere willekeurige effecten ±3 procentpunten bedraagt. Naast steekproeffouten kunnen ook de formulering van vragen en praktische problemen bij het houden van enquêtes fouten of vertekeningen in de resultaten van opiniepeilingen veroorzaken.
Voor de resultaten op basis van de steekproef van 584 eigenaren van gezelschapsdieren is de maximale steekproeffoutmarge ±4 procentpunten.
Voor de resultaten op basis van de steekproef van 290 kattenbezitters bedraagt de maximale steekproeffoutmarge ±6 procentpunten.
Voor de resultaten op basis van de steekproef van 420 hondenbezitters bedraagt de maximale steekproeffoutmarge ±5 procentpunten.