Antigenic shift, genetische verandering die optreedt in een infectueus agens dat een dramatische verandering veroorzaakt in een eiwit dat een antigeen wordt genoemd en dat de productie van antilichamen door het immuunsysteem van mensen en andere dieren stimuleert. Antigenic shift is het meest uitgebreid bestudeerd bij influenza type A-virussen, die deze verandering ongeveer eens in de tien jaar ondergaan. De nieuw ontstane virussen kunnen epidemieën of pandemieën veroorzaken, omdat slechts weinig of geen mensen immuun zijn tegen de nieuwe antigenen.
Antigene verschuiving treedt op omdat influenza A-virussen een groot dierlijk reservoir hebben, dat voornamelijk bestaat uit wilde watervogels (b.v. eenden). Zij treedt ook op omdat het RNA-genoom van influenza A-virussen de vorm heeft van acht segmenten, die tijdens de virale replicatie vatbaar zijn voor een soort genetische uitwisseling die bekend staat als genetische reassortment. Reassortment kan leiden tot een antigene verschuiving wanneer een tussengastheer, zoals een varken, gelijktijdig wordt geïnfecteerd met een humaan en een aviair influenza A-virus. De nieuwe versie van het virus die dan ontstaat is een nieuw influenza A-subtype en verschilt dus immunologisch van de influenza A-virussen die in de menselijke populatie circuleren. Subtypes van influenza A worden van elkaar onderscheiden door de twee belangrijkste antigene glycoproteïnen, hemagglutinine (H) en neuraminidase (N), die zich op hun virale omhulsel bevinden. (H1N1, H3N2 en H5N1 zijn voorbeelden van influenza A-subtypes.)
Antigene verschuiving kan ook optreden wanneer een influenza A-virus rechtstreeks van watervogels op de mens overspringt of wanneer een virus via een tussengastheer van watervogels op de mens overgaat zonder herassortiment te ondergaan.