Autonomie versus schaamte: Psychosociale fase 2

In 1967 voerde Martin Seligman een monumentaal experiment uit over hulpeloosheid en wilskracht. Hij verdeelde honden in drie groepen en gaf de honden een reeks elektrische schokken. De ene groep was in staat de schokken “uit te zetten” door een actie uit te voeren, en de andere groep was niet in staat de schokken uit te zetten.

Later bracht Seligman de honden in een andere situatie waarin ze elektrische schokken kregen. Het enige wat ze moesten doen was een paar stappen zetten om de schokken uit te zetten. Hij merkte op dat de honden in de tweede groep die ik noemde zich hulpeloos voelden, en niet de wil hadden om iets te proberen. Ze gingen ervan uit dat ze de situatie niet onder controle hadden en dat niets wat ze zouden doen de situatie zou helpen.

Als je mijn video’s hebt bekeken, weet je dat deze studie vaak ter sprake komt als we het hebben over overtuigingen en motivatie. Dus waarom noem ik het nu?

Ik noem het nu omdat kinderen in de tweede fase van de psychosociale ontwikkeling in situaties terechtkomen die veel lijken op die honden. In het tweede stadium van de psychosociale ontwikkeling beginnen kinderen te onderzoeken of ze de controle hebben. Ze komen in een psychologische crisis terecht, en verlaten de crisis met ofwel een gevoel van autonomie ofwel een gevoel van schaamte en twijfel. Laten we het eens hebben over deze fase en hoe een kind een gezond gevoel van autonomie kan ontwikkelen en naar de volgende ontwikkelingsfasen kan gaan.

De grondbeginselen van autonomie vs. schaamte en twijfel

Autonomie vs. schaamte is de tweede psychologische crisis die een kind doormaakt in zijn psychosociale ontwikkeling. (De eerste is Vertrouwen vs. Wantrouwen, die ik in een eerdere video heb besproken).

Deze fase doet zich voor tussen de leeftijd van 18 maanden en die van drie jaar. Als de zuigeling een peuter wordt, zijn ze veel dingen aan het ontdekken buiten hun sociale ontwikkeling. Ze leren lopen, kruipen, zelfstandig eten en communiceren over hun behoeften. Deze nieuwe vaardigheden brengen nieuwe keuzes met zich mee. Lopen ze weg van hun moeder om het huis te verkennen of gaan ze naar hun moeder voor begeleiding? Moeten ze communiceren wanneer ze naar het toilet moeten? Kunnen ze voedsel weigeren als ze geen honger hebben, of erom vragen als ze dat wel hebben?

Hoe ontwikkelen kinderen autonomie?

Wanneer een kind wordt aangemoedigd om deze beslissingen zelf te nemen, krijgen ze een gevoel van autonomie. Autonomie is een toestand van zelfbestuur. Als een kind zich op zijn gemak voelt om zelf beslissingen te nemen over zijn behoeften, heeft het een gevoel van autonomie.

Autonomie geeft iemand onafhankelijkheid. Als een kind zich prettig voelt in een staat van zelfbestuur, zal het in staat zijn beslissingen voor zichzelf te nemen zonder afhankelijk te zijn van een ouder.

Hoe kunnen ouders autonomie aanmoedigen?

De moeder was de belangrijkste figuur in fase 1 van de psychosociale ontwikkeling. De vader heeft een rol naast de moeder in Fase 2. Beide ouders kunnen hun kind helpen een gevoel van autonomie te vormen (of, als ze niet oppassen, schaamte en twijfel aanmoedigen)

Toilettraining

Een van de scharniermomenten in deze fase is de zindelijkheidstraining. Het kind begint te herkennen wanneer het tijd is om naar het toilet te gaan. Het kind ontdekt ook hoe het dit aan zijn ouders kan laten weten. Ouders die hun kinderen in deze fase steunen, leren hun kinderen dat het goed is om controle te hebben over je lichaam en beslissingen te nemen op basis van veranderingen in je lichaam. Het belonen van een kind voor het gebruik van het toilet of het communiceren van hun behoeften zal helpen om dit proces te versnellen.

Zindelijkheidstraining kan natuurlijk frustrerend zijn. Maar als deze fase van het leven van een kind wordt gevuld met straffen en negativiteit, zullen ze een gevoel van schaamte of twijfel ontwikkelen. Ze zullen leren dat het communiceren van hun behoeften beschamend is. Het kind zal gaan twijfelen aan de instincten die het krijgt als zijn lichaam verandert of als het behoeften heeft die vervuld moeten worden.

Andere beslissingen

Deze crisis gaat verder dan zindelijkheidstraining. Kinderen in deze fase zullen beslissingen willen nemen over wat ze willen dragen, eten, of doen. Ze zullen communiceren of ze wel of niet met poppen willen spelen of naar buiten willen gaan. Dit zijn allemaal beslissingen die gebaseerd zijn op de gevoelens en behoeften van het kind.

Als ze worden aangemoedigd om deze verschillende opties te verkennen en zelf beslissingen te nemen, zullen ze een gevoel van autonomie blijven ontwikkelen. Als de ouder het kind beschaamt voor deze exploratie en probeert alle beslissingen voor het kind te nemen, zal schaamte en twijfel de kop opsteken. Natuurlijk zullen kinderen onderweg fouten maken. Door met het kind over deze fouten te praten, in plaats van het te straffen omdat het überhaupt iets probeert, kan het kind toch een gevoel van autonomie krijgen.

Net als vertrouwen versus wantrouwen, kan autonomie of schaamte van invloed zijn op een kind tot ver na de tweede fase van hun psychosociale ontwikkeling.

Will

Erikson stelde dat elk ontwikkelingsstadium, wanneer het met succes wordt doorlopen, een persoon naar een deugd leidt. In het tweede stadium van ontwikkeling, is dat stadium Wil. Als een kind wordt aangemoedigd om zijn eigen beslissingen te nemen en gelooft dat het controle heeft over zijn lichaam, zal het de wil ontwikkelen om deze beslissingen te nemen. Als ouders het kind ontmoedigen om beslissingen te nemen en hen leren dat ze geen controle hebben, is de kans groter dat het kind hulpeloos wordt. Net als de honden in de studie van Martin Seligman, is het begrijpen dat we controle hebben over ons lichaam en onze beslissingen cruciaal voor onze motivatie en wil.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *