Issues of Concern
Er zijn zes verschillende niveaus in Allen’s model van cognitieve niveaus. Elk Allen Cognitive Level (ACL) geeft een beschrijving van het niveau van het beroepsmatig functioneren van de patiënt en zijn/haar vermogen om vertrouwde activiteiten uit te voeren, maar ook om nieuwe activiteiten te leren. Elk verdergaand cognitief niveau in Allen’s model is cumulatief. Bijvoorbeeld, een patiënt met de cognitieve bekwaamheid om op niveau 3 te presteren zou ook verondersteld worden over de bekwaamheden te beschikken die vereist zijn voor de niveaus 1 en 2.
Niveau 1 beschrijft automatische handelingen (b.v. slikken, de aandacht afleiden naar stimuli). Met andere woorden, niveau 1 beschrijft de opwinding van de patiënt voor externe signalen. Dit cognitieve niveau is grotendeels instinctief gedrag, en patiënten hebben volledige hulp nodig bij activiteiten. Een patiënt die zich onder cognitief niveau 1 bevindt, zou in coma liggen.
Niveau 2 beschrijft houdingshandelingen (bv. grove bewegingen als reactie op proprioceptieve signalen). De drijfveer voor de handelingen van de patiënt is voornamelijk comfort of ongemak, waarbij hij zich meestal niet bewust is van de effecten van zijn handelingen op zijn omgeving. Doelloos ijsberen en/of dwalen is waarneembaar bij patiënten die functioneren op dit cognitieve niveau. Patiënten op niveau 2 hebben maximale assistentie nodig.
Niveau 3 beschrijft manuele handelingen (bv. grijpen naar en gebruiken van voorwerpen). Wat niveau 3 onderscheidt van niveau 2 is het toegenomen vermogen om het externe van het zelf te onderscheiden. De algemene cognitie van de patiënt blijft op dit niveau beperkt, maar langdurige herhaalde training kan deze patiënten in staat stellen zich nieuw gedrag eigen te maken door hun effecten op voorwerpen beter te merken, hun handelingen vol te houden en materialen te gebruiken voor ADLs. Ondanks hun vermogen om handelingen vol te houden, hebben patiënten op niveau 3 nog steeds een gebrek aan concentratie op lange termijn en moeten ze vaak worden bijgestuurd om taken op de juiste manier uit te voeren; matige hulp is een aanbeveling voor niveau 3. Patiënten op niveau 1, 2 of 3 moeten 24 uur per dag onder toezicht staan.
In niveau 4 worden doelgerichte handelingen beschreven (bv. een snack bereiden, een route volgen in een vertrouwde buurt). Op dit niveau kunnen de patiënten het effect van hun handelingen op hun omgeving herkennen en begrijpen. Steunend op zichtbare aanwijzingen kunnen zij activiteiten leren en uitvoeren die specifiek zijn voor bepaalde doelen. Patiënten die functioneren op niveau 4 hebben echter nog steeds moeite met het herkennen van fijnere details en zelfstandig leren. Daarom beschikken zij vaak niet over de cognitieve vaardigheden om fouten te herkennen en te herstellen, en wordt begeleiding in de vorm van minimale assistentie voor deze patiënten aanbevolen.
Niveau 5 beschrijft exploratieve handelingen (bv. problemen oplossen door trial-and-error). Patiënten op niveau 5 van de ACL’s kunnen leren door handelingen na te bootsen die hen worden getoond. Zij zijn ook in staat om wat zij leren toe te passen op andere activiteiten en situaties. Toch hebben deze patiënten een beperkt vermogen om te organiseren, te anticiperen en te plannen. Deze beperking kan leiden tot een slecht beoordelingsvermogen en een hogere impulsiviteit, vooral in situaties die meer deductief redeneren vereisen. Externe signalen via supervisie kunnen patiënten op dit cognitieve niveau helpen plannen. Patiënten op niveau 5 moeten standby-assistentie krijgen.
Niveau 6 beschrijft geplande handelingen (bijvoorbeeld anticiperen op en voorkomen van fouten). Er is geen globale cognitieve stoornis op dit niveau, en de patiënt op dit ACL wordt beschouwd als een normaal functionerende volwassene. Het is belangrijk op te merken dat, omdat de ACL’s cognitieve niveaus beschrijven, de patiënt nog steeds lichamelijke beperkingen kan hebben. Er is geen toezicht vereist op niveau 6.