Time-lapse-microfotografie van embryonale gewervelde cellen die zich delen.
Encyclopædia Britannica, Inc.See all videos for this article
Splitsing, in de embryologie, de eerste paar celdelingen van een zygote (bevruchte eicel). Aanvankelijk splitst de zygote zich langs een longitudinaal vlak. De tweede deling is ook longitudinaal, maar in een hoek van 90 graden ten opzichte van het vlak van de eerste. De derde deling staat loodrecht op de eerste twee en is equatoriaal van positie. Deze vroege delingen produceren afzonderlijke cellen die blastomeren worden genoemd. De eerste paar splitsingen vinden gelijktijdig plaats in alle blastomeren (cellen), maar naarmate het aantal cellen toeneemt, gaat de gelijktijdigheid verloren en delen de blastomeren zich onafhankelijk van elkaar. Tussen de delingen vindt weinig groei plaats. Zelfs na verschillende delingen is de groep blastomeren ongeveer even groot als de oorspronkelijke zygote. Tussen de delingen wordt alleen nieuw chromatine (kernmateriaal) gesynthetiseerd, en dit gaat ten koste van het cytoplasma (de substantie van de cel buiten de kern).
Het patroon van splitsing varieert tussen diergroepen, maar is vrij standaard voor alle individuen van een bepaalde soort. Eieren, zoals vogeleieren, die veel dooier bevatten, delen zich vaak niet volledig door het dooierrijke gebied en worden meroblastisch genoemd. De blastomeren in het dooiervrije gebied splitsen zich volledig en vormen het eigenlijke embryo, terwijl de blastomeren aan de rand de dooierzak worden. Eieren met weinig dooier splitsen zich volledig en worden holoblastisch genoemd.