De Preoperationele Fase van Cognitieve Ontwikkeling

De Preoperationele Fase van Cognitieve Ontwikkeling

Door dr. Saul McLeod, bijgewerkt 2018

Het preoperationele stadium is het tweede stadium in de theorie van Piaget over cognitieve ontwikkeling. Dit stadium begint rond de leeftijd van twee jaar en duurt tot ongeveer de leeftijd van zeven jaar. In deze periode denken kinderen op symbolisch niveau, maar maken ze nog geen gebruik van cognitieve operaties.

Het denken van het kind in deze fase is pre (voor) operaties. Dit betekent dat het kind nog geen logica kan gebruiken of ideeën kan transformeren, combineren of scheiden (Piaget, 1951, 1952).

De ontwikkeling van het kind bestaat uit het opbouwen van ervaringen over de wereld door aanpassing en het toewerken naar het (concrete) stadium waarin het logisch denken kan gebruiken. Aan het eind van dit stadium kunnen kinderen gebeurtenissen en voorwerpen mentaal voorstellen (de semiotische functie), en zich bezighouden met symbolisch spel.

De belangrijkste kenmerken van het preoperationele stadium zijn onder meer:

De belangrijkste kenmerken van het preoperationele stadium zijn onder meer:

Centratie
Centratie

Centratie is de neiging om zich op slechts één aspect van een situatie tegelijk te richten. Wanneer een kind zich op meer dan één aspect van een situatie tegelijk kan concentreren, heeft het het vermogen om te decenteren.

In dit stadium hebben kinderen moeite om over meer dan één aspect van een situatie tegelijk na te denken; en ze hebben moeite om te decenteren in sociale situaties, net zoals ze dat in niet-sociale contexten doen.

Egocentrisme
Egocentrisme

Egocentrisme verwijst naar het onvermogen van het kind om een situatie vanuit het gezichtspunt van een andere persoon te bekijken. Het egocentrische kind gaat ervan uit dat andere mensen precies hetzelfde zien, horen en voelen als het kind. In de ontwikkelingstheorie van Jean Piaget is dit een kenmerk van het preoperationele kind. De gedachten en communicatie van kinderen zijn typisch egocentrisch (d.w.z. over zichzelf).

Play
Play

Aan het begin van deze fase zie je kinderen vaak bezig met parallel spel. Dat wil zeggen dat ze vaak in dezelfde kamer spelen als andere kinderen, maar ze spelen naast anderen in plaats van met hen.

Elk kind gaat op in zijn eigen privéwereld en zijn spraak is egocentrisch. Dat wil zeggen dat de belangrijkste functie van de spraak in dit stadium is om het denken van het kind te externaliseren in plaats van met anderen te communiceren.

Het kind heeft de sociale functie van taal of regels nog niet begrepen.

Symbolische representatie
Symbolische representatie

De vroege preoperationele periode (leeftijd 2-3) wordt gekenmerkt door een dramatische toename in het gebruik door kinderen van de symbolische functie.

Dit is het vermogen om een ding – een woord of een voorwerp – te laten staan voor iets anders dan zichzelf. Taal is misschien wel de meest voor de hand liggende vorm van symboliek die jonge kinderen vertonen.

Piaget (1951) stelt echter dat taal de cognitieve ontwikkeling niet bevordert, maar slechts weerspiegelt wat het kind al weet en weinig bijdraagt aan nieuwe kennis. Hij gelooft dat cognitieve ontwikkeling de taalontwikkeling bevordert, niet andersom.

Pretend (of symbolisch) Spel
Pretend (of symbolisch) Spel

Kleuters doen vaak alsof ze mensen zijn die ze niet zijn (bijvoorbeeld superhelden, politieagent), en kunnen deze rollen spelen met rekwisieten die objecten uit het echte leven symboliseren. Kinderen kunnen ook een denkbeeldig speelkameraadje verzinnen.

‘In symbolic play, young children advance upon their cognitions about people, objects and actions and in this way construct increasingly sophisticated representations of the world’ (Bornstein, 1996, p.

Naarmate het pre-operationele stadium zich ontwikkelt, neemt het egocentrisme af en beginnen kinderen te genieten van de deelname van een ander kind in hun spel en wordt “laat maar alsof” spelen belangrijker.

Om dit te laten werken is er behoefte aan een manier om de relaties van elk kind met de ander te reguleren en uit deze behoefte zien we het begin van een oriëntatie op anderen in termen van regels.

Animisme
Animisme

Dit is de overtuiging dat levenloze voorwerpen (zoals speelgoed en teddyberen) menselijke gevoelens en bedoelingen hebben. Met animisme bedoelt Piaget (1929) dat voor het pre-operationele kind de wereld van de natuur leeft, bewust is en een doel heeft.

Piaget heeft vier stadia van animisme onderscheiden:

  1. Tot de leeftijd van 4 of 5 jaar gelooft het kind dat bijna alles leeft en een doel heeft.
  2. In het tweede stadium (5-7 jaar) hebben alleen voorwerpen die bewegen een doel.
  3. In het volgende stadium (7-9 jaar) denkt men dat alleen voorwerpen die spontaan bewegen levend zijn.
  4. In het laatste stadium (9-12 jaar) begrijpt het kind dat alleen planten en dieren leven.
Artificialisme
Artificialisme

Dit is de overtuiging dat bepaalde aspecten van de omgeving door mensen zijn gemaakt (bijvoorbeeld wolken in de lucht).

Irreversibiliteit
Irreversibiliteit

Dit is het onvermogen om de richting van een opeenvolging van gebeurtenissen terug te draaien naar het beginpunt.

De Drie Bergen Taak

De Drie Bergen Taak

Jean Piaget gebruikte de drie bergen taak (zie afbeelding hieronder) om te testen of kinderen egocentrisch waren. Egocentrische kinderen gaan ervan uit dat andere mensen hetzelfde beeld van de drie bergen zien als zij.

Volgens Piaget is het denken op 7-jarige leeftijd niet meer egocentrisch, omdat het kind dan meer kan zien dan alleen zijn eigen gezichtspunt.

Doel: Piaget en Inhelder (1956) wilden weten op welke leeftijd kinderen decenteren – d.w.z. niet meer egocentrisch worden.

Methode: Het kind zit aan een tafel, voor hem staan drie bergen. De bergen waren verschillend, met sneeuw op de ene, een hut op de andere en een rood kruis op de top van de andere. Het kind mocht om het model heen lopen, het bekijken en dan aan een kant gaan zitten. Vervolgens werd een pop op verschillende plaatsen van de tafel geplaatst.

piaget drie bergen

Het kind kreeg vervolgens 10 foto’s van de bergen te zien, genomen vanuit verschillende posities, en werd gevraagd aan te geven welke het uitzicht van de pop toonde. Piaget ging ervan uit dat als het kind de kaart met het gezichtspunt van de pop correct had uitgekozen, het niet egocentrisch was. Egocentrisme zou blijken uit het kind dat het kaartje koos met het uitzicht dat het zelf zag.

Verdere bevindingen – Vierjarigen kozen bijna altijd een plaatje dat voorstelde wat zij konden zien en waren zich er niet van bewust dat het uitzicht van de pop anders zou zijn dan dit. Zesjarigen kozen vaak een plaatje dat verschilde van hun eigen gezichtspunt maar kozen zelden de juiste afbeelding voor het gezichtspunt van de pop. Alleen zeven- en achtjarigen kozen consequent het juiste plaatje.

Conclusie – Op 7-jarige leeftijd is het denken niet langer egocentrisch omdat het kind meer kan zien dan zijn eigen gezichtspunt.

Evaluatie – Er is gesuggereerd dat Piaget’s taken in dit stadium de capaciteiten van het kind hebben onderschat als gevolg van een aantal factoren waaronder ingewikkeld taalgebruik, onbekend materiaal, gebrek aan context en kinderen die de bedoeling van de experimentator verkeerd interpreteren.

In recentere studies is geprobeerd duidelijker vragen te stellen en situaties te presenteren waarin kinderen zich gemakkelijker kunnen inleven.

Evaluatie: Politieman poppenstudie

Evaluatie: Policeman Doll Study

piaget three mountains

Martin Hughes (1975) betoogde dat de taak met drie bergen voor kinderen niet zinvol was en werd bemoeilijkt doordat de kinderen het beeld van de pop moesten vergelijken met een foto.

Hughes bedacht een taak die voor het kind wel zinvol was. Hij toonde de kinderen een model bestaande uit twee elkaar kruisende muren, een ‘jongen’-pop en een ‘politieman’-pop. Vervolgens plaatste hij de politiemanpop in verschillende posities en vroeg het kind de jongenpop voor de politieman te verbergen.

Hughes deed dit om er zeker van te zijn dat het kind begreep wat er van hem werd gevraagd, dus als hij fouten maakte werden die uitgelegd en probeerde het kind het opnieuw. Interessant genoeg werden er heel weinig fouten gemaakt.

Het experiment begon toen. Hughes bracht een tweede politieman-pop en plaatste beide poppen aan het eind van twee muren, zoals op de illustratie hierboven

Het kind werd gevraagd de jongen voor beide politiemannen te verbergen, met andere woorden, hij moest rekening houden met twee verschillende gezichtspunten.

Hughes’ steekproef bestond uit kinderen tussen drieëneenhalf en vijf jaar oud, van wie 90 procent correcte antwoorden gaf. Zelfs toen hij een complexere situatie bedacht, met meer muren en een derde politieagent, slaagde 90 procent van de vierjarigen.

Dit toont aan dat kinderen op vierjarige leeftijd hun egocentrische denken grotendeels zijn kwijtgeraakt, omdat ze in staat zijn het standpunt van een ander in te nemen.

Hughes’ experiment stelde hen in staat dit aan te tonen omdat de taak zinvol was voor het kind, terwijl dat bij Piaget niet het geval was. Dit suggereert dat verschillen in ‘betekenis’ die kinderen toekennen aan de taak, ertoe kunnen leiden dat ze slagen of zakken.

Evaluatie: De ‘Draaitafel’ Taak

Evaluatie: De ‘Draaitafel’-taak

In Borke’s (1975) test van egocentrisme krijgt het kind twee identieke modellen van een driedimensionale scène (er werden verschillende scènes gebruikt, waaronder verschillende opstellingen van speelgoedmensen en -dieren en een bergmodel, vergelijkbaar met dat van Piaget en Inhelder).

Na een oefensessie waarin het kind vertrouwd wordt gemaakt met de materialen en het idee om dingen vanuit het gezichtspunt van een ander te bekijken, wordt een pop geïntroduceerd (in Borke’s studie was dat het personage Grover uit ‘Sesamstraat’, een programma waarmee de kinderen bekend waren).

De Grover-pop werd zo geplaatst dat hij vanuit een bepaald gezichtspunt naar het model ‘keek’ en het kind werd uitgenodigd het andere model om te draaien tot zijn gezichtspunt overeenkwam met wat Grover zou kunnen zien.

Borke (1975) ontdekte dat driejarigen met het ‘bergen’-model 42% van de tijd het juiste gezichtspunt kozen en vierjarigen 67% van de tijd het juiste gezichtspunt. Met andere beeldschermen steeg de nauwkeurigheid van de driejarigen tot 80% en die van de vierjarigen tot 93%.

Beperkingen in het denken van het kind

Beperkingen in het denken van het kind

Piaget richtte zich bij de beschrijving van deze fase vooral op beperkingen in het denken van het kind en noemde een aantal mentale taken die kinderen niet lijken te kunnen uitvoeren.

Deze omvatten het onvermogen om te decenteren, te conserveren, seriatie te begrijpen (het onvermogen om te begrijpen dat voorwerpen in een logische reeks of volgorde kunnen worden geordend) en inclusietaken uit te voeren.

Kinderen in het preoperationele stadium zijn in staat om zich slechts op één aspect of dimensie van problemen te concentreren (d.w.z. centrering). Stel bijvoorbeeld dat je twee rijen blokken zo rangschikt dat een rij van 5 blokken langer is dan een rij van 7 blokken.

Preoperationele kinderen kunnen over het algemeen de blokken in elke rij tellen en u vertellen hoeveel blokken er in elke rij staan. Maar als je vraagt welke rij er meer heeft, zullen ze waarschijnlijk zeggen dat het de rij is die de langste lijn maakt, omdat ze zich niet tegelijkertijd kunnen concentreren op zowel de lengte als het aantal. Dit onvermogen om te decenteren draagt bij aan het egocentrisme van het preoperationele kind.

Piagetiaanse conserveringstaken

conservering is het begrip dat iets hetzelfde blijft in hoeveelheid, ook al verandert het uiterlijk. Om technischer te zijn, behoud is het vermogen om te begrijpen dat het herverdelen van materiaal geen invloed heeft op de massa, het aantal of het volume ervan.

Het vermogen om dit en andere “behoud”-problemen op te lossen geeft de overgang naar het volgende stadium aan.

Wat vertellen deze taken ons nu over de beperkingen van het preoperationele denken in het algemeen?

Piaget trok een aantal samenhangende conclusies:

1) Het begrip van deze situaties is ‘perceptiegebonden’. Het kind wordt door veranderingen in het uiterlijk van de materialen aangetrokken om te concluderen dat er een verandering heeft plaatsgevonden.

2) Het denken is ‘gecentreerd’ op één aspect van de situatie. Kinderen merken veranderingen op in het niveau van water of in de lengte van klei zonder op te merken dat andere aspecten van de situatie tegelijkertijd zijn veranderd.

3) Het denken is gericht op toestanden in plaats van op transformaties. Kinderen houden niet bij wat er met materialen is gebeurd en vellen slechts een intuïtief oordeel op basis van hoe ze er ‘nu’ uitzien.

4) Het denken is ‘onomkeerbaar’ in die zin dat het kind niet inziet dat een omgekeerde transformatie het materiaal in zijn oorspronkelijke staat zou terugbrengen. Omkeerbaarheid is een cruciaal aspect van het logische (operationele) denken van latere stadia.

Hoe naar dit artikel te verwijzen:

Hoe naar dit artikel te verwijzen:

McLeod, S. A. (2018). Preoperationeel stadium. Simply Psychology. https://www.simplypsychology.org/preoperational.html

APA Style References

Borke, H. (1975). De bergen van Piaget revisited: Veranderingen in het egocentrische landschap. Ontwikkelingspsychologie, 11(2), 240.

Piaget, J. (1929). Het begrip van de wereld door het kind. Londres, Routldge & Kegan Paul.

Piaget, J. (1951). Egocentrisch denken en sociocentrisch denken. J. Piaget, Sociologische studies, 270-286.

Piaget, J., & Cook, M. T. (1952). De oorsprong van intelligentie bij kinderen. New York, NY: International University Press.

Piaget, J., & Inhelder, B. (1956). De opvatting van het kind over ruimte. Londen: Routledge & Kegan Paul.

Hughes , M. (1975). Egocentrisme bij kleuters. Ongepubliceerde doctoraalscriptie. Edinburgh University.

Tamis-LeMonda, C. S., & Bornstein, M. H. (1996). Variations in Children’s Exploratory, Nonsymbolic, and Symbolic Play: An Explanatory Multidimensional Framework. Advances in infancy research, 10, 37-78.

Hoe naar dit artikel te verwijzen:

Hoe naar dit artikel te verwijzen:

McLeod, S. A. (2018). Preoperationeel stadium. Simply Psychology. https://www.simplypsychology.org/preoperational.html

Print Friendly and PDF

Home | Over | A-Z Index | Privacy Policy| Contact Us

Dit werk is gelicenseerd onder een Creative Commons Naamsvermelding-NietCommercieel-GeenAfgeleideWerken 3.0 Unported License.

Bedrijfsregistratienr: 10521846

Ezoicvermeld deze advertentie

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *