Velázquez’ kunst
In zijn vroege periode (1618-1623) schilderde Velázquez portretten en genre- en religieuze thema’s in een realisme dat beïnvloed was door de kunst van Caravaggio met scherpe licht- en donkercontrasten en vaak met een zwaar impasto. Velázquez is ten onrechte een gebrek aan religieuze overtuiging verweten vanwege de manier waarop hij een religieus thema behandelde in een schijnbaar terloopse relatie tot een alledaags, hedendaags tafereel. Integendeel, dit was een zorgvuldig geplande opzet die voldeed aan het advies van de heilige Ignatius van Loyola dat je, om iemand van het geloof te overtuigen, moet beginnen waar hij is en niet van waar je wilt dat hij is.
Christ in the House of Mary and Martha (ca. 1619-1620) is hier een goed voorbeeld van. Op de voorgrond is een ontevreden jonge keukenmeid aan het werk achter een tafel, terwijl een vriendelijke oude vrouw haar aandacht vestigt op het kleine tafereeltje rechts op de achtergrond, waarop Christus Martha vermaant terwijl Maria tevreden aan zijn voeten zit. Nadat Martha zich bij Christus beklaagd had dat zij al het bedienwerk deed terwijl haar zuster gewoon zat, antwoordde Christus dat Maria het betere deel had gekozen, dat niet van haar zou worden afgenomen (Lucas 10:38-42). Dit bijbelse voorval is aangehaald als een rechtvaardiging van het contemplatieve leven van een non. Het lijkt er dus op dat de oude vrouw de keukenmeid herinnert aan de keuze die voor haar openligt als zij er niet in slaagt in haar actieve rol voldoening te vinden.
Historici discussiëren over de vraag of de kleine scène uit de titel een muurschildering is, een spiegelbeeld, of een werkelijk tafereel dat door een opening in de muur wordt bekeken. Deze dubbelzinnigheid is de kern van Velázquez’ bedoeling om de tijdloosheid van Christus’ boodschap te verkondigen. Het schilderij illustreert ook een constante in zijn kunst, of het nu gaat om een religieuze, genre-, mythologische of historische scène, of gewoon om een portret: zijn kunst vraagt om aandachtige contemplatie, die wordt beloond met een inzicht in de diepe, spirituele empathie die de kunstenaar had voor zijn thema of individuele model.
Velázquez werd geïnspireerd door Ovidius’ Metamorfosen om de Triomf van Bacchus (De Dronkaards; 1628-1629) te schilderen, maar hij had een in de 17e eeuw gangbare opvatting over mythologie, die de activiteiten van heidense godheden als minder dan goddelijk beschouwde en het gedrag van mensen onder hun invloed als minder dan christelijk. Zo is zijn Bacchus een eeltige, te zware jongeling met slappe spieren; de beschonken rustiekelingen zijn hansworsten. Velázquez wijst zijn moraal naar rechts, waar een bedelaar met valse spijt wordt geweigerd door een van de bacchanten. Mars (1639-1642) deed een Engelsman in de 19e eeuw uitroepen: “Why, he’s nothing but an undressed bobby.” Hij begreep onbewust Velázquez’ bedoeling om de glorie van de oorlog te ontmaskeren.
Vele van Velázquez’ werken vertonen pentimenti, dat wil zeggen veranderingen die zijn aangebracht op het moment van uitvoering of veel later. Blijkbaar maakte hij weinig voorbereidende schetsen en zocht hij liever op het doek zelf naar de juiste vorm, de gevoelige harmonie van de kleuren, de verspreiding van het licht in een luchtige ruimte, en de synthese van het geheel. Naarmate de jaren verstreken werd zijn penseelstreek impressionistischer, zijn pigment vloeibaarder en zijn oppervlak glanzender, en vereenvoudigde hij zijn composities door het clair-obscur te dempen. Tenslotte werd zijn vermogen om het goddelijke te onthullen – in de broosheid van de kindertijd, zoals in het portret van Prins Philips Prosper (1659), of in de ontsierde persoonlijkheid, bijvoorbeeld het schilderij van Filips IV (1652-1653) in het Prado, of in de edelmoedigheid van de daad, zoals in de beroemde Overgave van Breda (1634-1635) – zo welsprekend dat de toeschouwer onmiddellijk begrijpt en reageert als één met Velázquez, de barmhartige ridder.