Geheel toepasselijk genoemd naar een papierfabriek, is Montag de hoofdpersoon van Fahrenheit 451. Hij is echter zeker geen perfecte held. De lezer kan sympathie opbrengen voor Montag’s missie, maar de stappen die hij neemt om zijn doel te bereiken lijken vaak onhandig en misplaatst. Montag’s vertrouwen in zijn beroep en de maatschappij begint vrijwel direct na de openingspassage van de roman af te nemen. Als hij voor het eerst wordt geconfronteerd met de enorme omvang en complexiteit van boeken, is hij vaak verward, gefrustreerd en overweldigd. Als gevolg daarvan heeft hij moeite om te beslissen wat hij moet doen, onafhankelijk van Beatty, Mildred of Faber. Ook is hij vaak onbezonnen, onarticulerend, geobsedeerd door zichzelf en te gemakkelijk beïnvloedbaar. Soms is hij zich er niet eens van bewust waarom hij iets doet, en heeft hij het gevoel dat zijn handen uit zichzelf handelen. Deze onbewuste daden kunnen behoorlijk gruwelijk zijn, zoals wanneer hij zijn supervisor in brand steekt, maar ze geven ook zijn diepste verlangen weer om tegen de status quo in opstand te komen en een zinvolle manier van leven te vinden.
In zijn wanhopige zoektocht om zijn eigen leven en doel te definiëren en te begrijpen door middel van boeken, blundert hij even vaak blind en dom als hij helder denkt en handelt. Zijn pogingen om zijn eigen menselijkheid terug te winnen variëren van medelevend en gevoelig, zoals in zijn gesprekken met Clarisse, tot grotesk en onverantwoordelijk, zoals in zijn moord op Beatty en zijn halfbakken plan om de brandweermannen omver te werpen.