Jeugd en vroege opleiding
Liszts vader, Ádám Liszt, was een ambtenaar in dienst van Prins Nicolas Eszterházy, wiens paleis in Eisenstadt veel bezocht werd door gevierde musici. Ádám Liszt was een getalenteerd amateur musicus die cello speelde tijdens de hofconcerten. Toen Franz vijf jaar oud was, voelde hij zich al aangetrokken tot de piano en kreeg spoedig les van zijn vader. Hij begon belangstelling te tonen voor zowel kerkmuziek als Roma muziek. Hij ontwikkelde zich tot een religieus kind, mede door de invloed van zijn vader, die tijdens zijn jeugd twee jaar in de Franciscaner orde had doorgebracht.
Franz begon te componeren toen hij acht jaar oud was. Toen hij pas negen was, trad hij voor het eerst op als concertpianist in Sopron en Pozsony (nu Bratislava, Slowakije). Zijn spel maakte zo’n indruk op de plaatselijke Hongaarse magnaten dat zij het geld bijlegden om zijn muzikale opleiding voor de volgende zes jaar te betalen. Ádám kreeg verlof van zijn post en nam Franz mee naar Wenen, waar hij pianoles kreeg van Carl Czerny, een componist en pianist die een leerling was geweest van Ludwig van Beethoven, en compositie studeerde bij Antonio Salieri, de muzikale directeur aan het Weense hof. Hij gaf verschillende concerten in Wenen, met groot succes. De legende dat Beethoven een van Liszts concerten bijwoonde en het wonderkind op het voorhoofd kuste, wordt als apocrief beschouwd – maar Liszt heeft Beethoven zeker ontmoet.
Liszt verhuisde in 1823 met zijn familie naar Parijs, en gaf onderweg concerten in Duitsland. Hij werd niet toegelaten tot het Parijse Conservatorium omdat hij een buitenlander was; in plaats daarvan studeerde hij bij Anton Reicha, een theoreticus die een leerling was geweest van Joseph Haydn’s broer Michael, en Ferdinando Paer, de directeur van het Théâtre-Italien in Parijs en een componist van lichte opera’s. Liszts Parijse debuut op 7 maart 1824 was sensationeel. Andere concerten volgden snel, evenals een bezoek aan Londen in juni. Het jaar daarop toerde hij opnieuw door Engeland, waar hij speelde voor George IV in Windsor Castle en ook Manchester bezocht, waar zijn New Grand Overture voor het eerst werd uitgevoerd. Dit stuk werd gebruikt als ouverture voor zijn eenakter Don Sanche, die op 17 oktober 1825 in de Parijse Opéra werd opgevoerd. In 1826 maakte hij een tournee door Frankrijk en Zwitserland, het jaar daarop keerde hij weer terug naar Engeland. Liszt leed aan nerveuze uitputting en wilde priester worden. Zijn vader nam hem mee naar Boulogne om daar zeebaden te nemen om zijn gezondheid te verbeteren; daar stierf Ádám aan tyfus. Liszt keerde terug naar Parijs en liet zijn moeder bij hem komen; zij was tijdens zijn rondreizen teruggegaan naar de Oostenrijkse provincie Stiermarken.
Liszt verdiende zijn brood nu voornamelijk als pianoleraar, en in 1828 werd hij verliefd op een van zijn leerlingen. Toen haar vader erop aandrong de verbintenis te verbreken, werd Liszt opnieuw ernstig ziek; hij werd zo dicht bij de dood geacht dat zijn overlijdensbericht in een Parijse krant verscheen. Na zijn ziekte onderging hij een lange periode van depressie en twijfel over zijn carrière. Meer dan een jaar lang raakte hij de piano niet aan en alleen door toedoen van zijn moeder werd hij ervan weerhouden om priester te worden. Hij ervoer veel religieus pessimisme. In deze periode kreeg Liszt een actieve afkeer van de carrière van een virtuoos. Hij compenseerde zijn eerdere gebrek aan onderwijs door veel te lezen, en hij kwam in contact met veel van de toonaangevende kunstenaars van die tijd, waaronder Alphonse de Lamartine, Victor Hugo, en Heinrich Heine. Toen de juli-revolutie van 1830 resulteerde in de troonsafstand van de Franse koning Charles X en de kroning van Louis-Philippe, schetste hij een Revolutionaire Symfonie.
Tussen 1830 en 1832 ontmoette hij drie mannen die een grote invloed op zijn artistieke leven zouden hebben. Eind 1830 ontmoette hij voor het eerst Hector Berlioz en hoorde hij de eerste uitvoering van diens Symphonie fantastique. Van Berlioz erfde hij de beheersing van het romantische orkest en ook de diabolische kwaliteit die hem de rest van zijn leven bijbleef. Hij slaagde erin de schijnbaar onmogelijke prestatie van Berlioz’ Symphonie fantastique in 1833 voor de piano te transcriberen, en hij hielp Berlioz door andere werken van hem te transcriberen en ze tijdens concerten te spelen. In maart 1831 hoorde hij Niccolò Paganini voor het eerst spelen. Hij raakte opnieuw geïnteresseerd in virtuoze techniek en besloot enkele van Paganini’s fantastische viooleffecten over te brengen op de piano, en schreef een fantasia over diens La campanella. In deze tijd ontmoette hij ook Frédéric Chopin, wiens poëtische muziekstijl een diepgaande invloed op Liszt uitoefende.