Gemiddelde neiging tot consumptie

Wat is de gemiddelde neiging tot consumptie?

De gemiddelde consumptiebereidheid (APC) meet het percentage van het inkomen dat wordt uitgegeven in plaats van gespaard. Dit kan worden berekend door een individu dat wil weten waar het geld naartoe gaat of door een econoom die de bestedings- en spaargewoonten van een heel land wil volgen.

In beide gevallen kan de gemiddelde neiging tot consumeren worden bepaald door de gemiddelde consumptie, of bestedingen, van een huishouden te delen door het gemiddelde inkomen, of inkomsten.

Inzicht in de gemiddelde neiging tot consumeren

In een breder economisch perspectief kan een hoge gemiddelde neiging tot consumeren een goede zaak zijn. Consumentenbestedingen zijn de motor van de economie. Een grote vraag naar goederen en diensten houdt meer mensen aan het werk en meer bedrijven open.

Key Takeaways

  • Inkomen, zowel individueel als nationaal, moet ofwel worden uitgegeven ofwel worden gespaard.
  • Het percentage van het inkomen dat wordt uitgegeven is de neiging om te consumeren.
  • Het percentage van het (na belasting) gespaarde inkomen is de neiging om te sparen.

Een hoge neiging om te sparen kan een negatief effect hebben op de economie. De vraag naar goederen en diensten daalt, met banenverlies en bedrijfssluitingen als gevolg.

In het algemeen wordt aangenomen dat huishoudens met een laag inkomen een hogere gemiddelde neiging tot consumeren hebben dan huishoudens met een hoog inkomen. Dit is redelijk, omdat huishoudens met lage inkomens gedwongen kunnen zijn hun volledige besteedbare inkomen aan eerste levensbehoeften uit te geven.

Het zijn de middeninkomens die nauwlettend in de gaten moeten worden gehouden. Hun uitgaven- en spaargedrag duidt op een zekere mate van vertrouwen of pessimisme over hun persoonlijke financiële situatie en de economie als geheel.

Neiging tot consumptie vs. neiging tot sparen

De som van de gemiddelde neiging tot consumptie en de gemiddelde neiging tot sparen is altijd gelijk aan één. Een huishouden of een land moet ofwel al zijn inkomen uitgeven ofwel sparen.

De gemiddelde neiging om te consumeren wordt op nationaal niveau bijgehouden als een manier om de richting van de economie aan te geven.

Het omgekeerde van de gemiddelde neiging om te consumeren is de gemiddelde neiging om te sparen (APS). Dat cijfer is eenvoudigweg het totaal van de inkomsten minus de uitgaven. Het resultaat staat bekend als de spaarquote.

Natuurlijk wordt de spaarquote gebaseerd op het percentage van het besteedbaar inkomen, oftewel het inkomen na belasting. Een individu dat zijn persoonlijke neiging om te consumeren en te sparen bepaalt, zou waarschijnlijk ook het cijfer van het besteedbare inkomen moeten gebruiken voor een realistischer maatstaf.

APS op nationaal niveau

Aanname: de economie van een land heeft een bruto binnenlands product (BBP) dat gelijk is aan het besteedbare inkomen van 500 miljard dollar in het voorgaande jaar. De totale besparingen van de economie bedroegen 300 miljard dollar, en de rest werd uitgegeven aan goederen en diensten.

Daaruit volgt dat de APS van de natie wordt berekend op 0,60, ofwel 300 miljoen dollar/ 500 miljoen dollar. Dit betekent dat de economie 60% van haar besteedbaar inkomen aan besparingen heeft besteed. De gemiddelde neiging om te consumeren wordt berekend op 0,40, of (1 – 0,60). De economie besteedde dus 40% van haar BBP aan goederen en diensten.

PAPS kan sparen voor pensioen, de aankoop van een huis, en andere langetermijninvesteringen omvatten. Als zodanig kan het een indicatie zijn voor de financiële gezondheid van een land.

Marginale consumptiebereidheid

De marginale consumptiebereidheid (MPC) is een verwant begrip. Het meet de verandering in de gemiddelde neiging om te consumeren.

Aanname dat het BBP van de natie in het vorige voorbeeld is gestegen tot 700 miljard dollar en dat de consumptie van goederen en diensten is gestegen tot 375 miljard dollar. De gemiddelde neiging van de economie om te consumeren steeg tot 53,57% en haar marginale neiging om te consumeren bedroeg 87,5%. Van het extra BBP (of besteedbaar inkomen) werd dus 87,5% besteed aan goederen en diensten.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *