Bij rachitis worden de uiteinden van de ribben, daar waar zij samenkomen met het costale kraakbeen, vergroot, waardoor het zogenaamde gammele rosarium ontstaat, dat in lichte gevallen alleen aan de binnenzijde van de borstkas voorkomt. Zijdelings van deze vergrotingen zakken de verweekte ribben naar binnen, zodat aan weerszijden van het borstbeen een gleuf ontstaat die naar beneden en naar de zijkant loopt. Dit bot wordt door het buigen van de ribben naar voren geduwd, en de antero-posterior diameter van de borstkas wordt vergroot. De aangetaste ribben zijn de tweede tot en met de achtste, waarbij de onderste niet naar binnen kunnen vallen door de aanwezigheid van lever, maag en milt; en wanneer de buikholte is opgezet, zoals vaak het geval is bij rachitis, kunnen de onderste ribben naar buiten worden geduwd, waardoor een dwarse groef (Harrisons sulcus) net boven de costale boog ontstaat. Deze misvorming of voorwaartse projectie van het borstbeen, vaak asymmetrisch, staat bekend als duivenborst, en kan worden beschouwd als bewijs van actieve of oude rachitis, behalve in gevallen van primaire kromming van de ruggengraat. In vele gevallen gaat het bij kinderen gepaard met obstructie in de bovenste luchtwegen, te wijten aan vergrote amandelen of adenoïdgroei. Bij sommige gammele kinderen of volwassenen, en ook bij anderen die geen voorgeschiedenis of verdere aanwijzingen geven van rachitis te hebben gehad, doet zich een tegenovergestelde toestand voor. Het onderste deel van het borstbeen en vaak ook de processus xiphoideus zijn diep naar achteren gedrukt, waardoor een ovale holte ontstaat in het onderste gedeelte van het borstbeen en het bovenste gedeelte van het epigastricum. Dit staat bekend als trechterborst (Duits, Trichterbrust); het lijkt nooit de minste verstoring van een van de vitale functies te veroorzaken. De phthisische borstkas is dikwijls lang en smal, en met grote scheefstand van de ribben en projectie van de scapulæ. Bij longemfyseem is de borstkas in alle diameters vergroot, en vertoont zij op doorsnede een bijna cirkelvormige omtrek. Dit heeft de naam tonvormige borstkas gekregen. In ernstige gevallen van zijwaartse kromming van de wervelkolom wordt de borstkas sterk vervormd. Ten gevolge van de rotatie van de wervellichamen die bij deze ziekte optreedt, worden de ribben tegenover de convexiteit van de dorsale kromming achteraan zeer convex, zij worden naar buiten geworpen en bol, en tegelijk vooraan afgeplat, zodat de twee uiteinden van dezelfde rib bijna evenwijdig zijn. Samenvallend hiermee worden de ribben aan de tegenoverliggende zijde, op de holte van de kromming, verzonken en ingedrukt achteraan, en uitpuilend en convex vooraan.