Een van de meest intrigerende verhalen uit het Oude Egypte is dat
van het hiernamaals. Stap voor stap beschreven in het Dodenboek, moet de farao een wonderbaarlijke reis ondernemen om zijn uiteindelijke doel te bereiken, namelijk de zonnegod Ra worden.
De dood van een farao
Als een farao stierf, begon het proces van balsemen en voorbereiden op het hiernamaals. Alle organen, behalve het hart, werden uit het lichaam verwijderd en in aparte
canopische kruiken gedaan. Op elke pot stond de god of godin afgebeeld die dat orgaan vertegenwoordigde.
Het proces van balsemen was een zeer gecompliceerd en belangrijk ritueel. Deze praktijk nam 70 dagen in beslag. | In de bokalen werden de longen, lever, maag en darmen bewaard. |
Toen de mummificatie voltooid was, werd de farao in een
graf gelegd dat voor hem was gemaakt, en al zijn rijkdommen en persoonlijke bezittingen werden in het
graf gelegd, samen met voedsel en eventuele huisdieren die de farao op dat moment had. Al deze voorwerpen moesten de farao helpen bij de beproevingen van de Onderwereld.
De reis begint
Voordat een farao de beproevingen van de Twaalf Grote Hallen kon doorstaan, moest hij zich eerst verzekeren van een overtocht in de vorm van een boot die hem de rivier van de Onderwereld af zou voeren. Zodra een farao in zijn graftombe was geplaatst, daalde zijn geest af naar de Onderwereld, waar hij een groep bewakers en de goden Heka, Sia en Hu ontmoette, die hem (samen met de god Sobek) tijdens zijn reis zouden helpen. De Farao zou dan uitvaren en aan zijn avontuur beginnen.
De Twaalf Poorten van de Onderwereld
Elke gang in de Onderwereld werd beschermd door een poort en drie wachters (een slang en twee goden). Om met succes de poorten te passeren en de hallen binnen te gaan, moest de farao alle drie de wezens de juiste naam geven.
De poorten zelf vertegenwoordigden de 12 uren van de nacht. De farao begon zijn reis bij het vallen van de avond en eindigde bij zonsopgang.
Omwille van het aantal poorten, zal ik alleen de belangrijkste aanstippen.
Poort één
De eerste poort was simpelweg het proces van de Farao die begroet werd door de zielen van de doden. De poort zelf had twee staken, één met een jakhalskop erop en de andere met een ramskop. Zij zouden degenen die slecht waren vernietigen.
Poort Twee
In de tweede zaal zien we dat er een onderscheid begint te ontstaan tussen de niveaus van de Onderwereld. Net als de Hemel en de Hel, was deze kamer verdeeld in een boven-, midden-, en benedengedeelte. In het middengedeelte werd de boot met de farao begroet door verschillende goden. De bovenste sectie was waar de “gezegende zielen” verbleven, en de onderste was voor de kwaden. Om een “gezegende ziel” te worden moest men tijdens zijn aardse leven de leringen van Ra volgen. Deed hij dat niet en beging hij misdaden, dan kwam hij terecht in de onderste afdeling waar de verdoemde zielen naartoe werden gestuurd. In deze kamer werd de Farao verteld dat het pad dat hij bewandelde gevaarlijk was en dat er veel obstakels op zijn weg zouden zijn. Na deze ontmoeting vervolgde de Farao zijn weg en kwam bij een met spijkers bezette en bewaakte gang. Twee vuurspuwende serpenten omzoomden de gang, maar hun vlammen deden de farao geen kwaad. Het begin van de gang werd bewaakt door Am-awa en, aan het einde ervan, door Sekhabesnfubeb. De poort die naar de derde kamer leidde, werd beschermd door Aqebi de slang.
Poort Drie
In deze kamer zou de farao geconfronteerd worden met een meer van vuur en twaalf reanimerende mummies. Het meer zou alleen de slechten pijn doen, dus als de Farao niet door slechten bezoedeld was, zou hij geen moeite hebben het vurige meer te doorkruisen. Poort drie, of de Poort van Tchetbi, was belangrijk omdat het de eerste, maar niet de laatste, ontmoeting met Apophis was. Apophis was een gigantische slang en een bittere vijand van Ra. In deze kamer hielden Atum en negen anderen hem in bedwang. Aan het einde van deze kamer was er een poort die naar een gang leidde die naar de vierde poort leidde. Deze poort werd beschermd door Enuerkhata en het einde van de gang werd bewaakt door Setata. Tussen de twee stonden negen goden.
Poort Vier
De vierde poort was nog spectaculairder dan de poorten ervoor. Net als de derde kamer, had ook deze drie niveaus. Binnenin de top werd de farao ontmoet met twee meren, het Meer van Uraei (bewaakt door de Uraei) en het Meer van Leven (bewaakt door twaalf jakhalsgoden). Er waren ook vierentwintig wezens (twaalf goden en twaalf dubbelgangers van de goden). Op het middelste niveau waren heiligdommen gewijd aan de negen goden die na Osiris kwamen. Het was de taak van de farao hen te voeden nadat hij hen had doen herrijzen. Na de heiligdommen ontmoette de farao een vrouwelijke slang, Hereret, die de godinnen van de tijd vertegenwoordigde. Onderin was er een samenkomst van vele goden, waaronder Osiris in de vorm van Khentiamentiu en een slangengodin van het vuur. Zij waren allen in het heiligdom Naos, waar zij een magische ceremonie voor Osiris uitvoerden. Tenslotte kwamen zij bij de Arit-poort, die wordt beschermd door twee jakhalsgoden, Aau en Tekmi, en nog negen andere goden binnen de gang. Een slang, Teka-hra, bewaakte de weg naar de vijfde poort.
Poort Vijf
Toen de Farao de vijfde poort opende, ging hij de Oordeelzaal binnen. Hier onderging de Farao een van de grootste beproevingen die hij ooit zou moeten doorstaan. De reden waarom het hart tijdens de mummificatie in het lichaam werd gelaten, was om het mee te kunnen nemen naar het hiernamaals en te kunnen wegen tegen Ma’at’s Veer der Waarheid. Als het hart lichter was dan de veer, betekende dit dat zijn hart licht en zuiver was. Op dit punt zou hij geslaagd zijn voor de test van de vijfde poort. Als echter het hart van de Farao zwaarder woog dan de veer, betekende dit dat hij corrupt en slecht was. Het hart en de Farao zouden dan allebei bedorven zijn en de test zou mislukt zijn.
Poort Tien
De tiende poort is, verreweg, de meest climactische. In deze kamer vond een strijd van epische proporties plaats. De farao, de personificatie van de zonnegod Ra, bracht het uur in de tiende grot door, vechtend met zijn aartsvijand Apophis. De strijd was angstaanjagend en vele goden hielpen mee. Uiteindelijk hielp magie de goden de overhand te krijgen en overwonnen zij het beest.
Poort Elf
Door de elfde poort kwamen de goden tevoorschijn uit de strijd met Apophis en onderwierpen hem door hem vast te binden. De goden namen Apophis en zijn ‘leger’ gevangen en maakten hen door ontleding ongeschikt voor verdere aanvallen. De oorlog was voorbij en de goden verheugden zich. Toen was het tijd voor de farao om verder te gaan naar het laatste stadium van zijn reis.
Poort Twaalf
In het laatste stadium bereidde de farao zich voor om herboren te worden als Ra en de zon zelf. Toen hij eenmaal door de grot heen was, verscheen hij als Ra, de zonnegod. In wezen werd hij de zon.
In het Oude Egypte was men ervan overtuigd dat, nadat een farao was overleden en de mummificatie voltooid was, de beproevingen die hij moest doorstaan, in het donker van de nacht plaatsvonden. De twaalf poorten namen twaalf uur in beslag en als de zon de volgende ochtend opkwam, betekende dit dat de farao succesvol in de Onderwereld was. Aan de andere kant geloofden zij dat, als een Farao faalde, de zon niet meer zou verschijnen en het leven zoals zij dat kenden zou worden vernietigd.
Terug