Hernias kunnen soms moeilijk te diagnosticeren zijn. Ze kunnen aanwezig zijn en dan verdwijnen. In dat geval herstelt de hernia zichzelf niet, maar gaat het herniadefect of de herniazak via dezelfde zwakke plek in de buikwand terug naar binnen – de zwakke plek blijft echter bestaan totdat deze operatief is hersteld.
Hernia’s kunnen worden vastgesteld met behulp van echografie, CT-scan of MRI (die allemaal zelden nodig zijn), maar de meest betrouwbare manier is een lichamelijk onderzoek door een chirurg met ervaring op het gebied van herniaherstel. Diagnostische beeldvorming “kan” laten zien dat er uitsteeksels in de buikwand zijn, maar ze kunnen niet altijd de grootte van het werkelijke hernia defect onderscheiden, of, of het uitsteeksel een hernia is versus een natuurlijke plooi van de buikwand. Shouldice chirurgen zien honderden patiënten per jaar waarbij de initiële diagnose op basis van beeldvorming het bestaan van een hernia bevestigde, terwijl er in feite klinisch geen hernia aanwezig was. In deze gevallen kan het beter zijn om af te wachten of er werkelijk sprake is van een hernia dan een onnodige operatie te ondergaan.
Ook betekent de afwezigheid van een hernia op een diagnostisch beeld op zich niet dat er geen hernia is, omdat chirurgen bij Shouldice gevallen tegenkomen waarbij beeldvorming negatief was voor een hernia, terwijl er bij onderzoek in feite wel een hernia aanwezig was.