Hoewel classificatie geen exacte wetenschap is en naarmate meer informatie en ontdekkingen aan het licht komen, zullen de beraadslagingen doorgaan en sommige dolfijnensoorten zullen waarschijnlijk verder opgesplitst worden in meer dan één soort en/of ondersoort. Van de gewone dolfijn bijvoorbeeld wordt nu erkend dat hij twee varianten heeft – een met een korte snuit en een met een lange snuit. In Nieuw-Zeeland heeft de Hector-dolfijn een ondersoort die bekend staat als de Māui dolfijn. Van deze bedreigde dolfijn zijn er nog maar zo’n 60 over.
Namen en bijnamen kunnen zeker verwarrend zijn; er zijn acht dolfijnnamen waarin het woord ‘walvis’ voorkomt, waaronder grienden, valse orka’s en walvissen met een meloenenkop. Twee soorten hebben zowel walvis als dolfijn in hun naam; de noordelijke walvisdolfijn en de zuidelijke walvisdolfijn – geen wonder dat zowel het publiek als wetenschappers in de war raken!
Wat zijn de verschillen tussen dolfijnen en bruinvissen?
Dolfijnen zijn kleiner dan dolfijnen; ze zijn minder dan 2,5 meter lang. Ze zijn ook karakteristieker molliger dan dolfijnen en hebben een kleine kop, weinig of geen bek, en een kleine driehoekige rugvin (behalve de vinloze bruinvissen!). Bruinvissen en dolfijnen hebben ook een verschillende tandvorm. De tanden van bruinvissen zijn spadevormig, terwijl die van dolfijnen kegelvormig zijn. Er zijn zes soorten bruinvissen, waaronder de vaquita, die van alle walvissen en dolfijnen het meest bedreigd is.