Human Anatomy and Physiology Lab (BSB 141)

Informatie

Voor anatomisten bestaat het bovenste ledemaat uit de arm (de bovenarm), de onderarm (de onderarm), en de hand. De arm bestaat uit één bot, het opperarmbeen (humerus). De onderarm bestaat uit twee botten, de ellepijp en het spaakbeen. En de hand bestaat uit 27 botten, die zijn gegroepeerd in de vingerkootjes, middenhandsbeentjes en voorkniegewrichten.

Fig 7-8. De beenderen van het linker bovenbeen.

De voornaamste uitsteeksels en markeringen van het opperarmbeen, de ellepijp en het spaakbeen zijn respectievelijk in de figuren 7-9, 7-10 en 7-11 te zien.

De beenderen van de handen zijn in drie groepen verdeeld. De handwortelbeentjes articuleren met de ellepijp en het spaakbeen van de onderarm en zijn genoemd naar de carpus, of pols. Er zijn 8 handwortelbeentjes en elk heeft zijn eigen naam. In Figuur 7-12 zijn ze zo genummerd dat 1-trapezium, 2-trapezoïd, 3-capitate, 4-hamate, 5-pisiform, 6-triquetrum, 7-lunate, 8- scaphoid.

Figuur 7-9. Het linker opperarmbeen en de verschillende uitsteeksels en markeringen.

Figuur 7-10. De linker ellepijp (in bruin) en zijn belangrijkste markeringen en uitsteeksels.

Figuur 7-11. Het linker spaakbeen (in bruin) en zijn belangrijkste markeringen en processen.

De middenhandsbeentjes zijn vijf afzonderlijke botten die met spier- en verzamelweefsel zijn omwikkeld tot één massieve massa die dient als de handpalm. Zij zijn genummerd van I tot en met V, te beginnen met het middenhandsbeentje onder de duim en opeenvolgend naar de pink. De middenhandsbeentjes krijgen een individuele naam naargelang de hand waaruit zij afkomstig zijn en hun nummer. Het middenhandsbeentje onder de pink in Figuur 7-12 heet dus linker middenhandsbeentje V.

Er zijn 14 botjes waaruit de vingers zijn opgebouwd. Ze worden alle vingerkootjes (enkelvoud is falanx) genoemd. Elke vinger bestaat uit drie vingerkootjes, die worden aangeduid als proximale, middelste en distale vingerkootjes naarmate men verder van de middenhandsbeentjes komt. Elke duim heeft slechts twee vingerkootjes, die proximaal en distaal worden genoemd. De vingerkootjes zijn genummerd van I tot en met V, net als de middenhandsbeentjes. Elk vingerkootje heeft dan een naam, afhankelijk van de hand waar het vandaan komt, welk nummer het heeft en of het proximaal, middelste of distaal is. Het tweede vingerkootje van de wijzende vinger in figuur 7-12 is dus het linker mediale vingerkootje II.

Figuur 7-12. De botten van de linkerhand.

Lab 7 Oefeningen 7-3

  1. Vul met behulp van een van de volledige skeletten in het lokaal de onderstaande tabellen in met drie of vier stappen om te bepalen of elk afzonderlijk bot van de bovenste ledematen van anatomisch links of anatomisch rechts afkomstig is.
  1. Je kunt alle kenmerken van dat bot beschrijven en in welke richting het bot moet wijzen om te kunnen bepalen of dat specifieke bot van anatomisch links of anatomisch rechts afkomstig is.
  1. Je hoeft geen anatomisch jargon te gebruiken als je dat niet wilt. Gebruik termen die voor jou logisch zijn als je het nog eens leest. Gebruik zo veel stappen als je nodig hebt, niet noodzakelijkerwijs vier.

Humerus – Anatomisch links van anatomisch rechts.

Ulna – Anatomisch links van anatomisch rechts.

Radius – Anatomisch links van anatomisch rechts.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *