De controverse over de verering van iconen die de Griekse Kerk van ca. 725 tot 842 in beroering bracht. In 726 vaardigde Keizer. Leo III een decreet uit waarin alle afbeeldingen tot afgoden werden verklaard en de vernietiging ervan werd bevolen. Onlusten volgden op vervolging, vooral van de monniken. In 753 riep Keizer Constantijn V de Synode van Hieria bijeen, die beweerde dat de ikonenaanbidders, door alleen de mensheid van Christus voor te stellen, ofwel Zijn eenheid verdeelden zoals de Nestorianen, ofwel de twee naturen verwarden zoals de Monofysieten, en verklaarde dat de ikonen van de B.M. en de heiligen afgoden waren en hun vernietiging beval. De vervolging nam toe. Deze nam af onder Leo IV (775-80), en na zijn dood maakte keizerin Irene, regentes voor haar zoon, de politiek van haar voorgangers ongedaan. Het Tweede Concilie van Nicaea in 787 maakte het werk van de Synode van Hieria ongedaan, bepaalde de mate van verering die aan iconen moest worden betoond, en verordonneerde de restauratie ervan in het hele land.
Het uitbreken van de ‘Tweede Beeldenstorm’ vond plaats in 814 onder Leo V de Armeniër, die iconen uit kerken en openbare gebouwen verwijderde; de patr. Nicephorus werd afgezet (815), en de heilige Theodore van Studios werd in ballingschap gezonden. De vervolging eindigde pas met de dood van de Emp. Theophilus in 842. Zijn weduwe, Theodora, zorgde ervoor dat Methodius in 843 tot patriarch werd gekozen en op de eerste zondag van de vastentijd werd een feest gevierd ter ere van de iconen; dit feest wordt sindsdien in de E. Kerk gehouden als het ‘Feest van de Orthodoxie’