Spirituele beoefening brengt ons onvermijdelijk oog in oog met het diepe mysterie van onze eigen identiteit. We zijn geboren in een menselijk lichaam. Wat is deze kracht die ons leven geeft, die ons en de wereld tot vorm brengt? De grote spirituele leringen van de wereld vertellen ons steeds weer dat we niet zijn wie we denken dat we zijn. Maar betekent dat dat er geen zelf is of dat we op zoek moeten naar het ware zelf?
Perzische mystici zeggen dat we vonken van het goddelijke zijn, en christelijke mystici zeggen dat we vervuld zijn van God. We zijn één met alle dingen, zeggen anderen. De wereld is een illusie, zeggen anderen. Sommige leringen leggen uit hoe het bewustzijn het leven schept om alle mogelijkheden tot uitdrukking te brengen, om te kunnen liefhebben, om zichzelf te kennen. Anderen wijzen erop hoe het bewustzijn verdwaalt in zijn patronen, de weg kwijtraakt, incarneert uit onwetendheid. Hindoe yogas noemen de wereld een lila, of een dans van het goddelijke, vergelijkbaar met Dante’s uitdrukking, “de goddelijke komedie.”
Boeddhistische teksten beschrijven hoe het bewustzijn zelf de wereld schept als een droom of een luchtspiegeling. Moderne verslagen van bijna-dood ervaringen zijn gevuld met verslagen van wonderbaarlijk gemak na het verlaten van het lichaam, van gouden licht en lichtgevende wezens. Misschien bevestigen ook deze berichten dat we ons het grootste deel van de tijd niet bewust zijn van onze ware identiteit.
Wanneer we de vraag naar zelf en identiteit in de spirituele praktijk onderzoeken, merken we dat het van ons vraagt om twee verschillende dimensies te begrijpen: geen zelf en ware zelf.
Toen de Boeddha in de nacht van zijn verlichting de vraag naar identiteit onder ogen zag, kwam hij tot de radicale ontdekking dat we niet als afzonderlijke wezens bestaan. Hij doorzag de menselijke neiging om zich te identificeren met een beperkt gevoel van bestaan. Toen ontdekte hij dat dit geloof in een individueel klein zelf een fundamentele illusie is. Het veroorzaakt lijden en verwijdert ons van de vrijheid en het mysterie van het leven. Hij beschreef dit als interafhankelijk ontstaan, het cyclische proces van bewustzijn dat identiteit creëert door vorm binnen te gaan, te reageren op contact van de zintuigen, en zich vervolgens te hechten aan bepaalde vormen, gevoelens, verlangens, beelden en handelingen om een gevoel van zelf te creëren.
Wie schiep het zelf?
In zijn onderricht sprak de Boeddha nooit over mensen als personen die op de een of andere vaste of statische manier bestaan. In plaats daarvan beschreef hij ons als een verzameling van vijf veranderende processen: de processen van het fysieke lichaam, van gevoelens, van waarnemingen, van reacties, en van de bewustzijnsstroom die ze allemaal ervaart. Ons zelfbesef ontstaat wanneer we ons vastgrijpen aan of identificeren met deze patronen. Het proces van identificatie, van het selecteren van patronen om “ik”, “mij”, “mezelf” te noemen, is subtiel en gewoonlijk verborgen voor ons bewustzijn. We kunnen ons identificeren met ons lichaam, gevoelens of gedachten; we kunnen ons identificeren met beelden, patronen, rollen en archetypen.
Zo kunnen we ons in onze cultuur vastleggen en identificeren met de rol van vrouw of man, ouder of kind. We zouden onze familiegeschiedenis, onze genetica en onze erfelijkheid kunnen nemen om te zijn wie we zijn. Soms identificeren we ons met onze verlangens: seksueel, esthetisch, of spiritueel. Op dezelfde manier kunnen wij ons richten op ons intellect of ons astrologisch teken als identiteit nemen. Wij kunnen het archetype van held, minnaar, moeder, nietsnut, avonturier, clown of dief als onze identiteit kiezen en op basis daarvan een jaar of een heel leven leven. Naar de mate waarin we ons deze valse identiteiten eigen maken, moeten we onszelf voortdurend beschermen en verdedigen, streven naar vervulling van wat beperkt of gebrekkig is in hen, bang zijn voor hun verlies.
Toch zijn deze niet onze ware identiteit. Een meester bij wie ik studeerde lachte erom hoe gemakkelijk en vaak we ons vastklampten aan nieuwe identiteiten. Wat zijn niet-zelf betreft, zei hij: “Ik ben niets van dat alles. Ik ben niet dit lichaam, dus ik ben nooit geboren en zal nooit sterven. Ik ben niets en ik ben alles. Je identiteiten maken al je problemen. Ontdek wat voorbij hen is, de verrukking van het tijdloze, het doodloze.”
Verschillende soorten zelf
Omdat de kwestie van identiteit en zelfloosheid onderhevig is aan verwarring en misverstand, laten we er zorgvuldiger op ingaan. Wanneer christelijke teksten spreken over het verlies van het zelf in God, wanneer taoïsten en hindoes spreken over versmelting met een Waar Zelf voorbij alle identiteit, wanneer boeddhisten spreken over leegte en over geen zelf, wat bedoelen zij dan? Leegte betekent niet dat dingen niet bestaan, noch betekent “geen zelf” dat wij niet bestaan. Leegte verwijst naar de onderliggende niet-separatie van het leven en de vruchtbare bodem van energie die aanleiding geeft tot alle vormen van leven. Onze wereld en ons zelfbesef zijn een spel van patronen.
Elke identiteit die we kunnen vatten is vergankelijk, tentatief. Dit is moeilijk te begrijpen uit woorden als zelfloosheid of leegte van het zelf. Mijn eigen leraar Achaan Chah zei zelfs: “Als je het intellectueel probeert te begrijpen, zal je hoofd waarschijnlijk ontploffen.” Maar de ervaring van geen zelf in de praktijk kan ons tot grote vrijheid brengen.
Diepe meditatie kan het gevoel van identiteit ontwarren. Er zijn in feite vele manieren waarop we de leegte van het zelf kunnen realiseren. Wanneer we stil en aandachtig zijn, kunnen we direct voelen hoe we nooit werkelijk iets in de wereld kunnen bezitten. Het is duidelijk dat we geen uiterlijke dingen bezitten. We hebben een relatie met onze auto’s, ons huis, onze familie, onze baan, maar wat die relatie ook is, ze is slechts voor korte tijd “van ons”. Uiteindelijk sterven dingen, mensen of taken of veranderen ze of raken we ze kwijt. Niets is vrijgesteld.
We bezitten niets
Wanneer we aandacht schenken aan elk moment van ervaring, ontdekken we dat we het ook niet bezitten. Als we kijken, merken we dat we onze gedachten niet uitnodigen en ze ook niet bezitten. We zouden zelfs willen dat ze ophielden, maar onze gedachten lijken zichzelf te denken, opkomend en voorbijgaand naar gelang hun aard.
Hetzelfde geldt voor onze gevoelens. Hoevelen van ons denken dat we onze gevoelens beheersen? Als we opletten, zien we dat ze meer zijn als het weer – stemmingen en gevoelens veranderen naar gelang van bepaalde omstandigheden, en zijn noch bezeten noch gestuurd door ons bewustzijn of onze verlangens. Geven wij opdracht tot geluk, droefheid, irritatie, opwinding of rusteloosheid? Gevoelens ontstaan vanzelf, zoals de adem vanzelf ademhaalt, zoals klanken vanzelf klinken.
Ons lichaam volgt ook zijn eigen wetten. Het lichaam dat wij dragen is een zak beenderen en vocht die niemand toebehoort. Het veroudert, wordt ziek, of verandert op een manier die we misschien niet zouden willen, allemaal volgens zijn eigen aard. Hoe meer we kijken, in feite, hoe dieper we zien dat we van binnen of van buiten niets bezitten.
Alles uit niets
We komen een ander aspect van de leegte van het zelf tegen als we opmerken hoe alles uit niets ontstaat, uit de leegte komt, terugkeert naar de leegte, teruggaat naar niets. Al onze woorden van de afgelopen dag zijn verdwenen. Op dezelfde manier, waar is de afgelopen week of de afgelopen maand of onze kindertijd gebleven? Ze zijn ontstaan, hebben een dansje gedaan, en nu zijn ze verdwenen, samen met de jaren tachtig, de negentiende en achttiende eeuw, de oude Romeinen en Grieken, de farao’s, enzovoort. Alle ervaring ontstaat in het heden, doet zijn dansje, en verdwijnt weer. Ervaring ontstaat slechts aarzelend, voor een korte tijd in een bepaalde vorm; dan eindigt die vorm en een nieuwe vorm vervangt haar van moment tot moment.
In meditatie, toont precieze en diepe aandacht ons overal leegte. Op welke gewaarwording, gedachte, welk aspect van lichaam of geest we ons ook zorgvuldig richten, hoe meer ruimte en hoe minder vastheid we daar ervaren. De ervaring wordt als de deeltjesgolven die in de moderne natuurkunde worden beschreven, een patroon dat niet helemaal vast is, steeds veranderend. Zelfs het gevoel van degene die observeert verandert op dezelfde manier, onze perspectieven verschuiven van moment tot moment evenzeer als ons gevoel van onszelf verschuift van kindertijd naar pubertijd naar ouderdom. Waar we ons zorgvuldig op richten, vinden we een vernisje van stevigheid dat oplost onder onze aandacht.
Ontdek onderlinge verbondenheid
De werkelijke wereld ligt voorbij onze gedachten en ideeën; we zien haar door het net van onze verlangens, verdeeld in plezier en pijn, goed en fout, innerlijk en uiterlijk. Om het universum te zien zoals het is, moet je voorbij het net stappen. Het is niet moeilijk om dat te doen, want het net zit vol gaten – Sri Nisargadatta
Als we ons openen en legen, komen we tot de ervaring van onderlinge verbondenheid, het besef dat alle dingen met elkaar verbonden en geconditioneerd zijn in een onderling afhankelijk ontstaan. Elke ervaring en gebeurtenis bevat alle andere. De leraar is afhankelijk van de leerling, het vliegtuig is afhankelijk van de lucht.
Wanneer een bel rinkelt, is het dan de bel die we horen, de lucht, het geluid van onze auto’s, of is het ons brein dat rinkelt? Het zijn al deze dingen. Zoals de Taoisten zeggen: “Het tussen is rinkelen.” Het geluid van de bel is hier overal te horen – in de ogen van iedere persoon die we ontmoeten, in iedere boom en ieder insect, in iedere ademtocht die we nemen…
Wanneer we deze onderlinge verbondenheid en de leegte waaruit alle wezens voortkomen werkelijk gewaarworden, vinden we bevrijding en een ruime vreugde. Het ontdekken van de leegte brengt een lichtheid van hart, flexibiliteit, en een gemak dat in alle dingen rust. Hoe vaster we onze identiteit grijpen, hoe vaster onze problemen worden. Ooit vroeg ik een verrukkelijke oude Sri Lankaanse meditatiemeester mij de essentie van het boeddhisme bij te brengen. Hij lachte alleen maar en zei drie keer: “Geen zelf, geen probleem.”
Geen zelf is geen apathie
Verwarringen over “geen zelf” en leegte zijn er in overvloed. En zulke verwarringen ondermijnen echte spirituele ontwikkeling. Sommige mensen geloven dat ze tot zelfloosheid kunnen komen door te worstelen om van hun ego-gecentreerde zelf af te komen. Anderen verwarren het begrip leegte met innerlijke gevoelens van apathie, onwaardigheid of zinloosheid die zij uit een pijnlijk verleden hebben meegenomen in hun spirituele praktijk. Sommige studenten gebruiken leegte als een excuus om zich uit het leven terug te trekken, zeggen dat het allemaal illusie is en proberen een “spirituele omweg” te maken rond de problemen van het leven. Maar elk van deze ziektes van leegte mist de ware betekenis van leegte en haar bevrijdende vrijheid.
Te proberen zich te ontdoen van het zelf, alle begeerte, woede en gecentreerdheid te zuiveren, uit te roeien of te overstijgen, een zelf te overwinnen dat “slecht” is, is een oud religieus idee. Dit idee ligt ten grondslag aan de ascetische praktijken, zoals het dragen van haarhemden, extreem vasten en zelfverminking, die in vele tradities worden aangetroffen. Soms worden zulke praktijken vakkundig gebruikt, om veranderde toestanden teweeg te brengen, maar vaker versterken ze alleen maar de afkeer
Erger nog, wat ermee gepaard gaat is het idee dat ons lichaam, onze geest, ons “ego”, op de een of andere manier zondig, vies en misleid is. “Ik (het goede deel van mij) moet deze technieken gebruiken om van het zelf (het lagere, slechte deel van mij) af te komen.” Maar dit kan nooit werken. Het kan nooit werken omdat er geen zelf is om van af te komen! Wij zijn een veranderend proces, geen vaststaand wezen. Er is nooit een zelf geweest, alleen onze identificatie doet ons dat denken. Dus hoewel zuivering, vriendelijkheid en aandacht zeker onze gewoonten kunnen verbeteren, kan geen enkele hoeveelheid zelfverloochening of zelfmarteling ons bevrijden van een zelf, want het was er nooit.