Impasto, verf die op een doek of paneel is aangebracht in hoeveelheden die het van het oppervlak doen afsteken. Impasto werd vaak gebruikt om de gebroken textuur van hooglichten na te bootsen, d.w.z. de oppervlakken van voorwerpen die door een intens licht worden geraakt. Impasto kwam tot zijn recht in de 17e eeuw, toen barokschilders als Rembrandt, Frans Hals en Diego Velázquez vakkundig en minutieus bewerkte impasto’s gebruikten om een gerimpelde en gerimpelde huid weer te geven of de schittering van rijkelijk bewerkte harnassen, juwelen en stoffen. De 19e-eeuwse schilder Vincent van Gogh maakte opmerkelijk gebruik van impasto’s, waarbij hij de vormen in zijn schilderijen opbouwde en definieerde met dikke, nerveuze klodders verf. Twintigste-eeuwse schilders als Jackson Pollock en Willem de Kooning pasten impasto’s vaak toe met een dynamiek en een gestuele bravoure die de fysieke kwaliteiten van de verf zelf benadrukten. Sindsdien zijn dik op het doek aangebrachte ruwe pigmenten een basistechniek van de moderne abstracte en semifiguratieve schilderkunst geworden.