CAIAPHAS, JOSEPH, hogepriester (18-36 v. Chr.) ten tijde van Jezus’ optreden en kruisiging. Kajafas werd genoemd door Josephus Flavius (Ant. 18:35:95) en in het Nieuwe Testament (Matt. 26:3, 57; Luk. 3:2; Joh. 11:49; 18:13-14, 24, 28; Hand. 4:6) werd Kajafas door de procurator Valerius Gratus aangesteld als opvolger van *Simeon b. Kimḥit. Hij bekleedde zijn ambt gedurende de gehele regering van Gratus’ opvolger, *Pontius Pilatus (26-36), en werd in hetzelfde jaar als Pilatus afgezet door Vitellius, gouverneur van Syrië. Jonathan b. Ḥanan werd aangesteld om hem te vervangen. Historische bronnen wijzen op de invloedrijke priesterlijke achtergrond van Jozef Kajafas: hij was de schoonzoon van *Ananan, zoon van Seth, een lid van een machtige en belangrijke priesterlijke familie in Jeruzalem (Joh. 18:13); de Misjnah (Par. 3:5) spreekt van een hogepriester genaamd Elioeneiai (*Elionaeus) b. ha-Kayyaf (ha-Kof), die een zoon van Jozef Kajafas geweest kan zijn; en de Tosefta (Jev. 1:10) noemt het huis van Kajafas als een hogepriesterlijke familie. Hoewel Kajafas hogepriester was ten tijde van Jezus’ arrestatie, schijnt hij in deze zaak geen grote rol te hebben gespeeld. Jezus werd eerst naar het huis van Anan b. Seth gebracht (Joh. 18:12-13) en pas later naar Kajafas gebracht (Matt. 26:57; Joh. 18:24), die volgens de overlevering zou hebben gezegd: “Het is beter voor u dat één man sterft voor het volk dan dat het hele volk verloren gaat” (Johannes 11:49-51; 18:14; het citaat is aangepast aan een rabbijnse uitspraak, vgl. Gen. R. 94:9). In 1990 werd ten zuiden van Jeruzalem door Z. Greenhut een uit de rotsen gehouwen grafkamer blootgelegd, waarin zich een stenen kist bevond met beenderen (ossuarium) met de Aramese inscriptie “Yehosef bar (zoon van) Qafa (Kajafa)”. Aangenomen wordt dat dit graf toebehoorde aan de familie van de Hogepriester Kajafas.