Kalksteen, sedimentgesteente dat hoofdzakelijk bestaat uit calciumcarbonaat (CaCO3), meestal in de vorm van calciet of aragoniet. Het kan ook aanzienlijke hoeveelheden magnesiumcarbonaat (dolomiet) bevatten; minder belangrijke bestanddelen die ook vaak aanwezig zijn, zijn klei, ijzercarbonaat, veldspaat, pyriet, en kwarts.
De meeste kalkstenen hebben een korrelige textuur. De samenstellende korrels variëren in grootte van 0,001 mm (0,00004 inch) tot zichtbare deeltjes. In veel gevallen zijn de korrels microscopisch kleine fragmenten van fossiele dierlijke schelpen.
Limesteen heeft twee oorsprongen: (1) biogene neerslag uit zeewater, waarbij kalkproducerende organismen en foraminifera de belangrijkste agentia zijn; en (2) mechanisch transport en afzetting van reeds bestaande kalkstenen, waardoor clastische afzettingen worden gevormd. Travertijn, tufsteen, caliche, krijt, spariet en micriet zijn allemaal variaties van kalksteen.
Kalksteen heeft aardwetenschappers lang gefascineerd vanwege zijn rijke fossiele inhoud. Veel kennis over de chronologie en ontwikkeling van de aarde is verkregen door bestudering van fossielen die in kalksteen en andere carbonaatrotsen zijn ingebed. Kalksteen heeft ook een aanzienlijk commercieel belang. Kalksteen dat door de chemische inwerking van oceaanwater verrijkt is met fosfaat, vormt een belangrijke bron van grondstoffen voor de kunstmestindustrie. Bij verhitting tot temperaturen van 900 tot 1.000 °C (1.650 tot 1.800 °F), splitst kalksteen calciumcarbonaat en vormt kooldioxide en kalk, dat belangrijke toepassingen heeft bij de vervaardiging van glas en in de landbouw. Bepaalde kalksteensoorten dienen ook als bouwsteen; ze worden op grote schaal gebruikt voor vloeren, buiten- en binnenbekleding, en monumenten.