Kettels zijn fluvioglaciale landvormen die ontstaan doordat blokken ijs van de voorzijde van een terugtrekkende gletsjer afkalven en gedeeltelijk of geheel bedolven raken onder glaciale outwash. Gletsjerspoeling ontstaat wanneer smeltwaterstromen van de gletsjer wegvloeien en sedimenten afzetten die brede uitgespoelde vlakten vormen, sandurs genaamd. Wanneer de ijsblokken smelten, blijven er waterkolken achter in de zandvlakte. Wanneer de ontwikkeling van talrijke ketelgaten de oppervlakken van de sandur verstoort, ontstaat een warrige reeks van richels en heuvels, die lijken op de topografie van kame en kettle. Ketelgaten kunnen ook voorkomen in heuvelrugvormige afzettingen van losse gesteentefragmenten, die till worden genoemd.
Ketelgaten kunnen ontstaan als gevolg van overstromingen, veroorzaakt door het plotseling droogvallen van een met ijs bedekt meer. Deze overstromingen, jökulhlaups genoemd, zetten vaak snel grote hoeveelheden sediment af op het zandoppervlak. De ketelgaten worden gevormd door de smeltende blokken sedimentrijk ijs die door de jökulhlaups werden meegevoerd en vervolgens bedolven. Uit veldwaarnemingen en laboratoriumsimulaties van Maizels in 1992 is gebleken dat zich wallen vormen rond de rand van de door de jökulhlaups ontstane ketelgaten. De ontwikkeling van verschillende soorten wallen hangt af van de concentratie van gesteentefragmenten in het gesmolten ijsblok en van hoe diep het blok door sediment was begraven.
De meeste ketelgaten hebben een diameter van minder dan twee kilometer, hoewel sommige in het midwesten van de V.S. meer dan tien kilometer beslaan. Puslinch Lake in Ontario, Canada, is het grootste ketelmeer in Canada met een oppervlakte van 160 hectare (400 acres). Fish Lake in de noord-centrale Cascade Mountains van de Amerikaanse staat Washington is 200 hectare groot.
De diepte van de meeste waterketels is minder dan tien meter. In de meeste gevallen vullen de gaten zich uiteindelijk met water, sediment of vegetatie. Als de ketel wordt gevoed door boven- of ondergrondse rivieren of stromen, wordt het een ketelmeer. Als de waterkolk zijn water haalt uit neerslag, de grondwaterspiegel of een combinatie van beide, wordt hij een ketelvijver of ketelmoeras genoemd, als hij begroeid is. Ketelvijvers die niet door de grondwaterspiegel worden beïnvloed, vallen gewoonlijk droog tijdens de warme zomermaanden en worden in dat geval als efemeer beschouwd.