Komt voor bij 0,5% van de RBC-transfusies en 30% van de bloedplaatjestransfusies.
Koortsachtige reactie kan optreden zonder hemolyse. Antilichamen van de ontvanger tegen HLA-antigenen op donor-WBC’s of -plaatjes zijn de meest voorkomende oorzaak, hoewel ook cytokinen die vrijkomen uit WBC’s van opgeslagen producten (vooral bloedplaatjes) een oorzaak kunnen zijn. Komt relatief vaak voor bij multitransfusie of multiparaeuze patiënten.
Klinisch bestaan febriele reacties uit een temperatuurverhoging van ≥ 1° C, koude rillingen, en soms hoofdpijn en rugpijn. Het kan tot 2 uur duren voordat deze zich manifesteren. Gelijktijdige symptomen van een allergische reactie komen vaak voor. Omdat koorts en koude rillingen ook een voorbode zijn van een ernstige hemolytische transfusiereactie, moeten alle koortsreacties worden onderzocht zoals bij elke transfusiereactie.
De meeste koortsreacties worden met succes behandeld met acetaminofen en, indien nodig, difenhydramine. Patiënten moeten ook worden behandeld (bijvoorbeeld met acetaminofen) voordat zij opnieuw een transfusie ondergaan. Als een ontvanger meer dan één koortsreactie heeft doorgemaakt, worden bij toekomstige transfusies speciale leukoreductiefilters gebruikt; veel ziekenhuizen gebruiken vooraf opgeslagen, leukoreduceerde bloedbestanddelen.