In een eerder artikel hebben we het gehad over hoe mannen en vrouwen verschillende perspectieven hebben en gebeurtenissen vaak anders benaderen en interpreteren. Het is niet zo dat de een beter is dan de ander; ze zijn gewoon anders. Dit is zeker geen wereldschokkende openbaring.
Om op dit thema door te gaan, hebben we besloten eens te kijken naar het onderzoek naar wat er aan deze verschillen ten grondslag zou kunnen liggen. Er is een debat gaande in de wetenschappelijke gemeenschap over de vraag of de unieke kenmerken van mannen en vrouwen al dan niet een fysiologische basis hebben.
Het mannelijk brein is gemiddeld zo’n 10 procent groter, maar grootte doet er hier niet toe. Olifanten hebben immers hersenen die drie keer zo groot zijn en meer neuronen hebben dan mensen, maar we zien ze geen hersenoperaties uitvoeren, en dat is niet alleen omdat ze geen vingers hebben.
Sommige onderzoekers beweren dat de hersenen van mannen en vrouwen anders zijn bedraad. Het mannelijk brein is van voor naar achter bedraad, met weinig verbindingen tussen de twee hersenhelften. Vrouwen daarentegen hebben meer bedrading van links naar rechts, zodat de twee hersenhelften meer met elkaar verbonden zijn.
Zonder in de neurologische details te treden, stellen onderzoekers dat deze bedradingsverschillen ertoe leiden dat mannen en vrouwen verschillende sterke punten hebben. Hoewel we al zeiden dat de ene sekse niet beter is dan de andere, is elke sekse gemiddeld in bepaalde opzichten beter. Hier volgen enkele van de bevindingen:
- Mannen zijn beter in het uitvoeren van afzonderlijke taken; vrouwen zijn beter in multi-tasking.
- Vrouwen zijn beter in aandacht, woordgeheugen en sociale cognitie, en verbale vaardigheden.
- Mannen zijn beter in ruimtelijke verwerking en sensorimotorische snelheid
- Vrouwen zijn beter in fijnmotorische coördinatie en het ophalen van informatie uit het langetermijngeheugen
- Vrouwen zijn meer georiënteerd op en hebben betere herinneringen aan gezichten, mannen aan dingen.
- Mannen zijn beter in het visualiseren van een in de ruimte gedraaide twee- of driedimensionale vorm, in het correct bepalen van hoeken ten opzichte van het horizontale vlak, in het volgen van bewegende voorwerpen en in het richten van projectielen.
- Bij het vinden van hun weg vertrouwen mannen meer op dead reckoning – dat wil zeggen dat zij hun positie bepalen aan de hand van de richting en de afstand die zij hebben afgelegd. Vrouwen vertrouwen meer op oriëntatiepunten.
Ongelukkigerwijs zijn er ook geslachtsspecifieke tendensen die niet zo goed zijn. Vrouwen hebben meer kans op depressies en posttraumatische stressstoornissen. Mannen hebben meer kans op schizofrenie, dyslexie en autisme, en op alcohol- en drugsverslaving.
We weten dat mannen en vrouwen emotioneel verschillend reageren, en volgens onderzoekers kan dat ook met de hersenen te maken hebben. De vrouwelijke hersenen hebben een grotere bloedstroom in de cingulate gyrus, het deel van de hersenen dat betrokken is bij het verwerken van emoties, wat resulteert in intensere emotionele reacties en sterkere emotionele herinneringen.
Er zijn ook geslachtsspecifieke gedragingen die aangeboren lijken te zijn, niet aangeleerd. Aangezien gedrag door onze hersenen wordt aangeleerd, suggereert dit dat er sprake is van hard-wiring. Vrouwelijke muizen hebben bijvoorbeeld de eigenschap hun nest te beschermen tegen indringers, een eigenschap die bij mannetjes niet voorkomt. Bij apen geven mannetjes de voorkeur aan speelgoed met wieltjes, terwijl vrouwtjes pluchen speelgoed prefereren. Hoger op de ladder vertonen menselijke peuters een voorkeur voor sekse-specifiek speelgoed, voordat ze weten dat ze een geslacht hebben, en vertonen ze enkele van de perceptuele verschillen die bij volwassenen zijn gevonden en die hierboven zijn genoemd.
Het vrouwelijke brein heeft ook meer bedrading in de gebieden die een rol spelen bij sociale cognitie en verbale communicatie. Daarom kunnen ze zich beter in anderen inleven, voelen ze beter aan wat er om hen heen gebeurt, en zijn ze rijker in hun verbale beschrijvingen.
Omdat er in de mannelijke hersenen minder connectiviteit is tussen hun verbale centra, en hun emoties en herinneringen, zijn ze niet zo effectief als communicator, en dat kan de reden zijn waarom ze ook minder belangstelling hebben voor gesprekken.
Tijdens activiteiten gebruikt het mannelijke brein veel meer grijze stof, terwijl het vrouwelijke brein meer witte stof gebruikt. Aangenomen wordt dat dit verschil verklaart waarom mannen zich beter op een specifieke taak kunnen concentreren dan op wat er om hen heen gebeurt, terwijl vrouwen beter zijn in het schakelen tussen taken.
Dit klinkt behoorlijk overtuigend, toch? Nou, niet voor iedereen. Er zijn onderzoekers die het tegendeel beweren – zelfs als de hersenen van volwassen mannen en vrouwen anders zijn geprogrammeerd, is het een grote sprong om te zeggen dat deze verschillen bij de geboorte zijn ingeprogrammeerd. Er zijn sociaal-culturele factoren in het spel.
Hersenverbindingen veranderen als gevolg van ervaring en leren. Wanneer dezelfde signalen steeds opnieuw worden verwerkt, worden die neurale netwerken sterker, net zoals spieren of vaardigheden zich ontwikkelen door gebruik en oefening. Mannelijke en vrouwelijke hersenen kunnen gelijkaardig beginnen maar na verloop van tijd verschillend worden naarmate jongens en meisjes anders behandeld worden, en voor wie er andere verwachtingen zijn. Hoe we worden opgevoed speelt een grote rol in hoe we handelen, denken en geloven en onze hersenen kunnen zich daaraan aanpassen.
Een redelijke conclusie is dat het allebei is – er kunnen neurologische verschillen zijn, maar er zijn ook culturele invloeden. Hoeveel procent van de verschillen neurologisch versus maatschappelijk/cultureel zijn (d.w.z. nature versus nurture) is op dit moment nog voor iedereen een raadsel.
Dit debat zal waarschijnlijk nog wel een tijdje doorgaan. Dat geeft onderzoekers in ieder geval iets te doen.