Mary Dinsmore Salter Ainsworth is een Amerikaans kinderpsychologe die bekend staat om haar werk op het gebied van de emotionele gehechtheid van zuigelingen aan hun verzorger met behulp van het experiment “The Strange Situation” en haar werk aan de ontwikkeling van de gehechtheidstheorie.
Geboren in Glendale, Ohio in 1913, was Ainsworth de oudste van de drie dochters van het gezin Salter. Toen ze 15 was, las ze William McDougall’s Character and Conduct of Life, wat haar levenslange interesse in psychologie aanwakkerde. Ainsworth schreef zich in 1929 in voor het psychologieprogramma aan de Universiteit van Toronto en was een van de slechts vijf studenten die tot het programma werden toegelaten. Zij behaalde haar BA in 1935, MA in 1936 en PhD in 1939, allemaal aan dezelfde universiteit. Ainsworth ging lesgeven aan de Universiteit van Toronto tot 1942, toen ze besloot zich aan te sluiten bij het Canadese Women’s Army Corps. Na vier jaar in het leger, waar ze bevorderd werd tot majoor, keerde ze terug naar de Universiteit van Toronto als assistent-professor. Daar kreeg ze een emotionele relatie met een afgestudeerde student, Leonard Ainsworth, met wie ze later trouwde. Hoewel het huwelijk slechts tien jaar duurde, bleek haar daaropvolgende reis naar Londen voor Leonards promotie-onderzoek monumentaal in haar carrière.
Tijdens haar verblijf in Engeland ging Mary Ainsworth studeren aan de Tavistock Kliniek bij de psycholoog John Bowlby. Daar bestudeerde ze het effect van scheiding van moeders op de ontwikkeling van kinderen. Ze ging ook naar Afrika en voerde daar een studie uit om te bewijzen dat deze effecten universeel waren. Bowlby geloofde dat gehechtheid een alles of niets proces was. Ainsworth was met haar collega’s in staat om door middel van “The Strange Situation” experiment te bewijzen dat er individuele verschillen zijn in gehechtheid, en een verklaring te bieden voor deze verschillen. Dit experiment was haar belangrijkste bijdrage aan de ontwikkeling van kinderen en maakte de weg vrij voor toekomstig onderzoek op dit gebied. In dit experiment wordt een zuigeling tussen één en twee jaar oud achtergelaten in een kamer om wat speelgoed te verkennen terwijl hun verzorger en een vreemde de kamer in- en uitgaan en proberen te communiceren met het kind. Aan de hand van de reactie van het kind kon het in een van de volgende drie categorieën worden ingedeeld: veilige gehechtheid – het kind voelt zich veilig bij de moeder en heeft alleen interactie met de vreemdeling in aanwezigheid van de moeder, ambivalente gehechtheid – het kind kan niet beslissen of het de moeder vergeeft dat zij hem alleen laat met de vreemdeling en vermijdende gehechtheid – het kind toont geen ongemak wanneer de moeder vertrekt of weer binnenkomt en heeft geen interactie met de vreemdeling. Deze sterkte van de gehechtheid komt volgens Ainsworth overeen met de vraag of de moeder beschikbaar is om in de behoeften van het kind te voorzien, wat het kind een gevoel van veiligheid en vertrouwen geeft dat in zijn toekomstige behoeften zal worden voorzien.
Mary Ainsworth doceerde aan de John Hopkins University en later aan de University of Virginia. Ze stond van 1977 tot 1979 aan het hoofd van de Society for Research in Child Development en was fellow van de American Psychological Association (APA) en de British Psychological Association. Zij ontving de Award for Distinguished Professional Contribution to Knowledge en de G Stanley Hall Award van APA. Zij kreeg ook de Gold Medal for Scientific Contributions van de American Psychological Association in 1998. Mary Ainsworth blies haar laatste adem uit op 21 maart 1999 op de rijpe leeftijd van zesentachtig jaar.