Typologie: Jezus als het Nieuwe Israël
In feite biedt een nadere lezing van Matteüs’ Evangelie een betere oplossing. Christenen in het Westen hebben de neiging om naar profetie te kijken vanwege de apologetische waarde. Iets van tevoren weten is een bewijs voor de goddelijke oorsprong van de boodschap. Maar voor Matteüs heeft de vervulling van de Schrift minder te maken met apologetiek en meer met Gods soevereine doeleinden. Het vastleggen van patronen van “vervulling” bevestigt dat de hele menselijke geschiedenis op weg is naar haar doel en hoogtepunt in Christus.
Zo bezien maakt Hosea 11:1 deel uit van een grotere Israël-Jezus typologie die Matteüs in zijn hele Evangelie ontwikkelt. Zoals God zijn “zoon” Israël uit Egypte bracht, zo komt Jezus, de ware Zoon van God, uit Egypte (Hos 11:1; Matt 2:15). Zoals Israël 40 jaar lang op de proef werd gesteld in de woestijn, zo wordt Jezus 40 dagen lang op de proef gesteld door Satan in de woestijn (Matt 4:1-11). Terwijl Israël herhaaldelijk naliet God te gehoorzamen, blijft Jezus trouw en gehoorzaam. Een bevestiging van deze typologie is dat de drie passages uit het Oude Testament die Jezus aanhaalt als antwoord op de drie verzoekingen, alle afkomstig zijn uit het exodusverslag van Israël. (1) Israël faalde in het vertrouwen op God toen het door honger werd beproefd. Jezus vertrouwt volledig op God en citeert Deuteronomium 8:3: “Van brood alleen zal de mens niet leven.” (2) Israël stelde God op de proef bij Meribah. Jezus weigert God op de proef te stellen door zich van de top van de tempel te werpen, onder verwijzing naar Deuteronomium 6:16: “Stel de Here, uw God, niet op de proef.” (3) Tenslotte wendde Israël zich tot afgoderij en brak daarmee het gebod om God alleen te aanbidden (Deut 9:12; Richteren 3:5-7). Jezus weigert Satan te aanbidden in ruil voor de koninkrijken van de wereld, en beroept zich op Deuteronomium 6:13: “Aanbid de Heer, uw God, en dien hem alleen.”
Een Jezus-Israël typologie is ook duidelijk in Matteüs’ beschrijving van Jezus als de “Knecht des Heren”. De term “Knecht” komt herhaaldelijk voor in Jesaja 40-55. Soms wordt de Knecht geïdentificeerd met de natie Israël (Jes. 41:8, 44:1, 44:21, 45:4 Jes. 41:8, Jes. 44:1, Jes. 44:21, Jes. 45:4) en soms als een individu dat verlossing brengt aan de natie (Jes. 42:1, 49:5-7, 50:10, 52:13, 53:11). Als Gods Knecht was het de bedoeling dat Israël een licht van openbaring zou zijn voor de naties, dat Gods heerlijkheid zou openbaren (Jes. 42:6, 49:6). Maar Israël keerde zich in zichzelf en slaagde er niet in zijn roeping te vervullen. Jezus daarentegen blijft trouw aan zijn missie en toont zich de ware Knecht van de Heer. In Mattheüs’ samenvatting van Jezus’ bediening in 12:15-21 wordt Jesaja 42:1-4 geciteerd: “Hier is mijn knecht, die ik heb uitverkoren, die ik liefheb, in wie ik mij verlustig; op hem zal ik mijn Geest leggen… Op zijn naam zullen de volken hun hoop vestigen.” In de kracht van de Heilige Geest vervult Jezus de rol van het eschatologische Israël.
We zien dus dat Matteüs’ gebruik van Hosea 11:1 geen verkeerde toepassing is van een oudtestamentische tekst, maar veeleer deel uitmaakt van een diepgaande typologische presentatie van Jezus als de vervulling van Israël. Als de Dienaar-Messias en Zoon van God vertegenwoordigt Jezus de natie Israël en slaagt waar zij faalden. Hij zal nu Israëls oudtestamentische mandaat vervullen, om Gods heerlijkheid te openbaren en de boodschap van verlossing naar de uiteinden van de aarde te brengen.
Meer typologie kan worden gezien in Matteüs’ portrettering van Jezus als een nieuwe Mozes. Zoals Mozes naar de berg Sinaï ging om Israëls eerste verbond te ontvangen, geschreven op stenen tafelen, zo houdt Jezus zijn Bergrede om het nieuwe verbond in te wijden, dat op mensenharten zal worden geschreven (zie Jer 31:31-34). Zoals het gezicht van Mozes straalde toen hij neerdaalde van zijn ontmoeting met God op de berg Sinaï (Exod 34:29-33), zo straalt het gezicht van Jezus met de helderheid van de zon bij zijn transfiguratie (Matt 17:2). De structuur van Matteüs’ Evangelie kan ook in deze richting wijzen. Net zoals Mozes vijf boeken van de Torah schreef (Genesis-Deuteronomium), zo presenteert Matteüs vijf belangrijke toespraken van Jezus: Bergrede (hfdst. 5-7), Opdracht aan de Twaalf (hfdst. 10), Parabels van het Koninkrijk (hfdst. 13), Kerkelijk Leven en Discipline (hfdst. 18), en Olivet Discours (hfdst. 23-25). Jezus is een nieuwe Mozes, die het nieuwe verbond inluidt en de wet die bij de berg Sinaï werd gegeven in vervulling doet gaan.
Deze voorbeelden laten zien dat Matteüs in zijn evangelie vele titels voor Jezus gebruikt, waaronder Messias, Koning, Heer, Zoon van God, Mensenzoon, Zoon van David, Immanuël, enz. Al deze titels hebben hun wortels in het Oude Testament en wijzen op de een of andere manier naar het thema van de vervulling en de komst van het koninkrijk der hemelen.