Erdere verschijningsvormen en de Vroege Renaissance
De Romeinen maakten in buitengewone mate gebruik van muurschilderingen. In Pompeii en Ostia waren de muren en plafonds van bijna alle gebouwen, zowel openbare als particuliere, beschilderd met uniforme, inventieve decoratieve schema’s die een breed scala aan afbeeldingen omvatten, waaronder landschappen, stillevens en gefigureerde taferelen. In geen enkel ander tijdperk voor of na de Renaissance hebben kunstenaars en opdrachtgevers zich zo creatief met muurschilderingen beziggehouden als in Europa. Een voortdurend inventieve geest en onderzoekende geest, een overvloed aan steun van mecenassen, en een steeds ontwakende houding tegenover nieuwe creatieve mogelijkheden zijn kenmerken van dit opmerkelijke tijdperk. Men spreekt over het algemeen van een Vroege Renaissance (15e eeuw), een Hoge Renaissance (1500-30), en een Late Renaissance, of maniëristische stijl (tweede en derde kwart van de 16e eeuw). De centra van activiteit waren de verschillende steden en de rivaliserende persoonlijkheden en families die elk gebied domineerden als politieke en culturele leiders.
In Florence, ongetwijfeld het belangrijkste centrum, toont de ontwikkeling een nadruk op specifieke problemen van vorm bijna tot het punt van obsessie. Het begon met de concentratie op de monumentale figuur door Masaccio, waarbij de solide gebouwde vormen in een driedimensionale ruimte door gebaar en licht en schaduw nauw zijn geïntegreerd om een dramatische eenheid te produceren. De vaardigheid lijkt te zijn herkend en ontwikkeld door opeenvolgende kunstenaars zoals Paolo Uccello, Piero della Francesca, en Melozzo da Forli. De grandioze fresco’s van Luca Signorelli (kapel van San Brizio, Orvieto) laten de concentratie zien op de anatomie en de goed gemodelleerde structuur van veel naaktfiguren om meer kracht en articulatie te bereiken. Dit wordt dan het uitgangspunt voor de grote kunst van Michelangelo in de volgende eeuw.
Een tweede traditie is de meer conservatieve en gotische, die wordt geïllustreerd door de zuivere en mystieke expressie van Fra Angelico (San Marco, Florence). Een derde traditie is een soort romantisch realisme dat terug te vinden is in de fresco’s van Fra Filippo Lippi (de kathedraal van Prato) en Benozzo Gozzoli (de kapel van het Palazzo Medici, Florence). Zowel Lippi’s als Gozzoli’s muurschilderingen laten een bewustzijn zien van de artistieke problemen van Masaccio, maar ook een nieuwe belangstelling voor de natuur en haar herkenbare en realistische weergave. Tenslotte worden deze heterogene elementen gecombineerd tot een zeer gevoelige en decoratieve stijl tijdens het laatste kwart van de 15e eeuw, met name in de fresco’s van Domenico Ghirlandaio en Sandro Botticelli.