In mei 2016 heeft de Rome Foundation de nieuwe Rome IV-criteria voor de diagnose van het prikkelbare darmsyndroom (IBS) uitgebracht. De Rome Foundation is een onafhankelijke non-profitorganisatie die steun biedt aan activiteiten die zijn ontworpen om wetenschappelijke gegevens en educatieve informatie te creëren om te helpen bij de diagnose en behandeling van functionele gastro-intestinale aandoeningen. Wereldwijd volgen artsen deze organisatie bij het stellen van de diagnose IBS.
Deze veranderingen komen een decennium nadat de Rome III criteria werden vrijgegeven tijdens de Digestive Diseases Week (DDW) bijeenkomst in 2006. De wijzigingen in de formulering en het subtypingsysteem in Rome IV laten een belangrijke evolutie zien in het begrip van de medische gemeenschap van de gevolgen van IBS voor mensen die ermee leven. Ter referentie worden de criteria van Rome III en Rome IV hieronder weergegeven.
Rome III | Rome IV |
Een patiënt kan IBS hebben als hij of zij gedurende ten minste drie maanden terugkerende buikpijn of -ongemak* heeft gehad, met een begin ten minste zes maanden daarvoor, en als dit gepaard gaat met twee of meer van de volgende:
*Ongemak betekent een ongemakkelijk gevoel dat niet als pijn wordt omschreven. |
Een patiënt kan IBS hebben als hij/zij in de afgelopen drie maanden gemiddeld ten minste één dag/week terugkerende buikpijn had, geassocieerd met twee of meer van de volgende criteria:
*Criteria waaraan de laatste drie maanden met het begin van de symptomen ten minste zes maanden voor de diagnose |
Een vergelijkende analyse
Vergelijking van Rome III met Rome IV, de eerste grote verandering is het schrappen van de term “ongemak” uit de IBS-criteria. Door de nadruk te leggen op pijn als onderscheidende factor tussen IBS en functionele constipatie/functionele diarree, maakt Rome IV de diagnostiek aanzienlijk beperkter. Volgens de Stichting van Rome bestaan functionele darmstoornissen op een schaal van de mate van pijn of de consistentie van de ontlasting.1 Wanneer er weinig of geen pijn is, kunnen patiënten functionele diarree of constipatie hebben; patiënten met een grotere mate van pijn hebben echter meer kans om IBS te hebben. Dit is gebaseerd op bewijs dat patiënten in de loop van de tijd vaak van categorie wisselen.
Een tweede verandering betreft IBS-subtypen. Volgens het classificatiesysteem van de Rome III-criteria moesten artsen kijken naar het totale aantal ontlasting van een persoon en deze beoordelen volgens de Bristol Stool Form Scale, om IBS te classificeren als IBS-C (constipatie), IBS-D (diarree), IBS-M (gemengd), of IBS-U (ongesubtypeerd). Aangezien IBS-patiënten echter grote perioden met een normale consistentie van de ontlasting kunnen hebben, kwamen velen volgens Rome III in de IBS-U-categorie terecht, in vergelijking met de andere groepen. Op basis van deze observatie, en de resultaten van een Normative Symptom Study van de Stichting Rome, hebben de criteria van Rome IV nu alleen betrekking op het aandeel dagen met symptomatische ontlasting (d.w.z. losse/waterige en harde/klonterige), in plaats van alle ontlasting (inclusief normale). Hierdoor wordt het aantal IBS-patiënten in de IBS-U-groep aanzienlijk verminderd.
Volgende stappen
Naast de nieuwe diagnostische criteria van Rome IV zal de Rome Foundation een aantal aanvullende hulpmiddelen uitgeven om medici te helpen bij het gebruik van het nieuwe systeem. Deze omvatten 5 boeken: The Rome IV Diagnostic Algorithms, The Rome IV Multidimensional Clinical Profile (MDCP), Rome IV for Primary Care and Non GI Clinicians, Rome IV Pediatric Functional GI Disorders, and a book on validated adult and pediatric questionnaires. Samen zijn deze materialen bedoeld om betere achtergrondinformatie te bieden aan artsen en patiënten die werken aan het vaststellen van precieze diagnoses en het vinden van gerichte, gepersonaliseerde behandeling die werkt.