Fysiologische veranderingen treden op bij het ouder worden in alle orgaansystemen. De cardiale output neemt af, de bloeddruk stijgt en er ontstaat arteriosclerose. De longen vertonen een verminderde gasuitwisseling, een afname van de vitale capaciteit en een tragere expiratoire flow. De creatinineklaring neemt af met de leeftijd, hoewel het serumcreatininegehalte relatief constant blijft als gevolg van een evenredige leeftijdsgebonden afname van de creatinineproductie. Functionele veranderingen, die grotendeels verband houden met veranderde motiliteitspatronen, treden op in het maag-darmstelsel bij veroudering, en atrofische gastritis en een veranderd levermetabolisme van geneesmiddelen komen vaak voor bij ouderen. Een progressieve stijging van de bloedsuikerspiegel treedt op met de leeftijd op een multifactoriële basis en osteoporose wordt vaak waargenomen als gevolg van een lineaire afname van de botmassa na het vierde decennium. De epidermis van de huid atrofieert met de leeftijd en door veranderingen in collageen en elastine verliest de huid haar tonus en elasticiteit. De magere lichaamsmassa neemt af met de leeftijd en dit is hoofdzakelijk te wijten aan het verlies en de atrofie van spiercellen. Degeneratieve veranderingen treden op in veel gewrichten en dit, gecombineerd met het verlies van spiermassa, remt de motoriek van oudere patiënten. Deze veranderingen met de leeftijd hebben belangrijke praktische implicaties voor de klinische behandeling van oudere patiënten: het metabolisme is veranderd, veranderingen in de reactie op veelgebruikte geneesmiddelen maken andere doseringen noodzakelijk en er is behoefte aan rationele preventieve programma’s van dieet en lichaamsbeweging in een poging om sommige van deze veranderingen te vertragen of om te keren.