Pliny de Jongere ©Pliny de Jongere was een Romeins ambtenaar en schrijver, beroemd om zijn brieven die een belangrijke bron vormen voor de Romeinse geschiedenis.
Gaius Plinius Caecilius Secundus, bekend als Plinius de Jongere, was de zoon van een landeigenaar uit Comum in Noord-Italië. Na de dood van zijn vader werd Plinius opgevoed door zijn oom, Plinius de Oudere, de auteur van een beroemde encyclopedie over de natuurlijke historie. In 79 na Christus was hij getuige van de uitbarsting van de Vesuvius waarbij zijn oom om het leven kwam. Hij beschreef dit later in een brief aan zijn vriend de historicus Tacitus.
Pliny reisde naar Rome voor de latere stadia van zijn opvoeding, en genoot later een succesvolle carrière in de rechten en de regering. Hij trad toe tot de senaat in de late jaren 80 AD en als consul in 100 AD hield hij zijn Panegyricus ter ere van keizer Trajanus. Zijn herziene en uitgebreide versie van deze toespraak is een van de weinige overgeleverde Latijnse toespraken die niet van Cicero zijn. Rond 110 na Chr. werd Plinius benoemd tot gouverneur van de Romeinse provincie Bithynië-Pontusis (noordwestelijk Klein-Azië).
De eerste negen boeken van Plinius’ brieven, geschreven aan vrienden en collega’s, zijn formele literaire composities, die een beeld van de tijd willen geven. Ze behandelen politieke gebeurtenissen zoals senatoriale debatten, verkiezingen en processen, maar ook sociale en huishoudelijke aangelegenheden, en bevatten ook adviezen, topografische beschrijvingen en zelfs beroepsreferenties. Het tiende boek bestaat uit brieven aan en van keizer Trajanus, meestal geschreven tijdens Plinius’ gouverneurschap. Ze zijn niet geschreven met het oog op publicatie, en zijn waarschijnlijk na Plinius’ dood gepubliceerd. In deze brieven vraagt hij Trajanus om uitspraken over zaken die zich in zijn provincie voordoen. Deze brieven vormen een belangrijke bron voor het Romeinse provinciale bestuur, en geven een fascinerend beeld van het papierwerk waarmee keizers zich moesten bezighouden.
Plinius zou rond 112 n.Chr. in Bithynië-Pontusis zijn gestorven.