Doorheen de moderne geschiedenis hebben mensen een identiteit toegekend op basis van ras, zowel als middel om de ene groep van de andere te onderscheiden, maar vooral ook als middel om controle uit te oefenen. De dominante cultuur kent een identiteit toe aan minderheidsgroepen als een middel om hen van elkaar te scheiden, hun status te verminderen en controle over hen te behouden. Vaak wordt dit onderscheid simpelweg gemaakt op basis van huidskleur. Door dit mechanisme van identiteitstoekenning wordt ras een politiek wapen van de meerderheid dat een aantal beperkende effecten heeft op de onderdrukte groep:
- bepaalt de bewegingsvrijheid binnen de samenleving
- beperkt de opwaartse mobiliteit van klasse naar klasse
- verbiedt of minimaliseert economische winst
- heeft een psychologische invloed op hoe het onderdrukte individu zichzelf waarneemt en bestaat binnen de grenzen van de beperkende sociale verwachtingen die aan hem zijn opgelegd.
Ontstaan van racisme als rechtvaardiging voor etnocentrismeEdit
Omi en Winant stellen dat het begrip ras zich geleidelijk heeft ontwikkeld en in het leven is geroepen om de ongelijkheid en genocide te rechtvaardigen en te verklaren die kenmerkend is voor de Europese kolonisatie. De onteigening van eigendom, de ontkenning van politieke rechten, de invoering van slavernij en andere vormen van dwangarbeid, alsmede regelrechte uitroeiing, veronderstelden allemaal een wereldbeeld dat een onderscheid maakte tussen Europeanen – kinderen van God, menselijke wezens, enz. – van “anderen”. Zo’n wereldbeeld was nodig om te verklaren waarom sommigen “vrij” moesten zijn en anderen tot slaaf gemaakt, waarom sommigen recht hadden op land en anderen niet. Ras en de interpretatie van raciale verschillen waren centrale factoren in dat wereldbeeld.
De behoefte aan een rechtvaardiging voor geïnstitutionaliseerde rassendiscriminatie leidde tot het “biologisch essentialistische” kader. In dit kader werden blanke Europese Amerikanen beschouwd als geboren met een inherente superioriteit. Religieuze debatten laaiden ook op over de rol van ras in definities van de mensheid: “Er werd gestreden over de schepping zelf, omdat theorieën over polygenese de vraag stelden of God slechts één soort mensheid had gemaakt (‘monogenese’).”
In hun boek Racial Formation presenteren Omi en Winant ras als een betrekkelijk recent verschijnsel in de Verenigde Staten. Zij beschrijven hoe ras een vaste plaats krijgt in het sociale bewustzijn, zelfs zonder dat iemand de uitdrukkelijke bedoeling heeft om het in stand te houden:
Iedereen leert een of andere combinatie, een of andere versie van de regels voor rassenclassificatie en van zijn eigen raciale identiteit, vaak zonder dat dit duidelijk wordt aangeleerd of bewust wordt ingeprent. Ras wordt ‘gezond verstand’ – een manier van begrijpen, verklaren en handelen in de wereld.
Ras werd gelegitimeerd door de wetenschapEdit
Er was ook een wetenschappelijke preoccupatie met het idee van ras. Met name in de 19e en 20e eeuw hielden enkele van de meest gerespecteerde wetenschappers van die tijd zich bezig met het vraagstuk van de raciale superioriteit. Velen van hen kwamen tot de conclusie dat blanke Europeanen in feite superieur waren, gebaseerd op studies over alles van schedelinhoud tot sociaal Darwinisme.
Dit wetenschappelijke debat was echter niet een zuiver academisch debat. Het was een centraal icoon van publieke fascinatie, vaak in de populaire tijdschriften van die tijd. Zelfs vandaag de dag zijn wetenschappers nog steeds bezig met het vinden van een genetische basis voor raciale categorisatie. Geen van deze pogingen is erin geslaagd ras op een empirische en objectieve manier te definiëren.
De rassenvormingstheorie beschouwt ras als een dynamische sociale constructie met inherente structurele barrières, ideologieën en individuele acties, terwijl de biologische essentialist individuele gebreken ziet als de basis voor raciale marginalisering en onderdrukking.