Deze stoornissen hebben invloed op de manier waarop spraakklanken worden geproduceerd tijdens het spreken, wat van invloed is op de verstaanbaarheid van de spreker. Over het algemeen worden spraakklankfouten gekarakteriseerd op basis van de aan- of afwezigheid van patronen binnen de fouten (zoals het altijd weglaten van de uiteinden van woorden of het niet correct produceren van de “r”-klank) en vervolgens gecategoriseerd als Articulatiestoornis of Fonologische stoornis.
Articulatie- en fonologische stoornissen (spraakklankstoornissen)
Spraakklankstoornissen (SSD) omvatten articulatiestoornissen, waarbij een kind moeite heeft met het fysiek voortbrengen van een klank of klanken, en fonologische stoornissen (ook bekend als fonologische processtoornissen), waarbij het kind vaste patronen van klankfouten voortbrengt.
Op vijfjarige leeftijd moet een kind het grootste deel van zijn spraak kunnen verstaan, en op ongeveer achtjarige leeftijd moet het in staat zijn alle klanken correct uit te spreken. Voor elke klank zijn er leeftijden vastgesteld die aangeven wanneer de meeste kinderen die klank correct moeten kunnen uitspreken. Fouten worden voor die leeftijd verwacht omdat het kind de klanken leert. Maar als een kind na die leeftijd de klank(en) nog steeds niet correct kan voortbrengen, kan er sprake zijn van een spraakgebreksstoornis. Klankvervangingen of -verwijderingen die verband houden met een dialect of accent worden niet als spraakklankstoornissen beschouwd.
De oorzaken van SSD zijn vaak onbekend. Deze stoornissen kunnen voorkomen bij kinderen met ontwikkelingsstoornissen zoals autisme, neurologische aandoeningen zoals cerebrale parese, of genetische aandoeningen zoals het syndroom van Down. Jonge kinderen die vaak oorontstekingen hebben die het gehoor aantasten, lopen een verhoogd risico op spraakklankstoornissen.
Symptomen van articulatie- en fonologische stoornissen
Spraakklankstoornissen kunnen mild zijn en de productie van slechts een of twee klanken aantasten, maar er kunnen ook zoveel fouten optreden dat spraak niet meer verstaanbaar is. Er zijn verschillende soorten fouten in SSD: substituties, deleties, toevoegingen en vervormingen.
Voorbeelden van articulatiefouten zijn het vervangen van de ene klank door een andere (bijv. zeggen wed voor rood), of het weglaten van klanken (bijv. nana in plaats van banaan). Een ander type articulatiestoornis is vervorming van de “s”-klank, ook bekend als lispelen.
Kinderen met fonologische processtoornissen hebben moeite met het leren van de klanksystemen van de taal, en begrijpen misschien niet dat het veranderen van klanken betekenissen kan veranderen. Zij produceren consistente foutpatronen (fonologische processen genoemd). Deze patronen kunnen normaal zijn in de vroege kinderjaren, maar mogen na een bepaalde leeftijd niet meer voorkomen. Een voorbeeld van een fonologisch proces is het vervangen van klanken die achter in de mond worden gemaakt (g, k) door klanken die voor in de mond worden gemaakt (d, t), zodat tab een cab wordt en punt een got. Kinderen kunnen medeklinkerclusters (d.w.z. opeenvolgende medeklinkers in een woord) vereenvoudigen, zodat snaar angel of zelfs sing wordt. Een ander patroon is het vervangen van klanken zonder stem (bv. p, t, k) door stemhebbende klanken (bv. b, d, g), zodat pie bye wordt en cat gat.
Assessing and Treating Articulation and Phonological Disorders
De spraak-taalpatholoog (SLP) geeft meestal een formele test om te controleren of het kind alle klanken in verschillende contexten kan uitspreken. Hij zal vaak ook de taalvaardigheden testen, om te kijken naar de algemene communicatievaardigheden. Hij kan de kracht en coördinatie van de spraakspieren beoordelen om er zeker van te zijn dat geluidsfouten niet worden veroorzaakt door spierzwakte. Hij kan ook het gehoor screenen als dat onlangs nog niet is gedaan.
Bij de behandeling van articulatiestoornissen kan de SLP het kind laten zien hoe het de tong en de lippen moet plaatsen en bewegen om klanken voort te brengen, en het kind hem laten imiteren. Het kind zal oefenen de klanken in verschillende woorden uit te spreken, en verschillende posities in woorden (begin, midden of einde); uiteindelijk omvat het oefenen zinnen, zinnen en conversatie. De SLP zal feedback geven en het kind leren herkennen wanneer het het woord correct heeft geproduceerd.
Phonologische behandeling omvat over het algemeen het aanleren van regels van het klanksysteem en het verband tussen klanken en woordbetekenissen. Kinderen zullen vaak oefenen met het identificeren en produceren van woordparen die slechts door één klank verschillen, om deze regels te leren.
De SLP zal een programma voor thuis aanbieden met spraakopdrachten voor het kind om buiten de therapie te oefenen, en zal de familie voorlichten over hoe zij het kind kan helpen.