Surface water is elk waterlichaam boven de grond, inclusief beken, rivieren, meren, wetlands, reservoirs en kreken. De oceaan, hoewel zout water, wordt ook beschouwd als oppervlaktewater. Oppervlaktewater neemt deel aan de hydrologische cyclus, of watercyclus, die de beweging van water van en naar het aardoppervlak omvat. Neerslag en afvloeiend water voeden de oppervlaktewateren. Verdamping en insijpeling van water in de bodem daarentegen zorgen ervoor dat waterlichamen water verliezen. Water dat diep in de grond sijpelt, wordt grondwater genoemd.
Oppervlaktewater en grondwater zijn reservoirs die elkaar kunnen voeden. Terwijl oppervlaktewater ondergronds kan wegsijpelen om grondwater te worden, kan grondwater op het land weer bovenkomen om oppervlaktewater aan te vullen. Op deze plaatsen ontstaan bronnen.
Er zijn drie soorten oppervlaktewater: overblijvend, efemeer en door de mens gecreëerd. Meerjarig oppervlaktewater blijft het hele jaar door bestaan en wordt aangevuld met grondwater als er weinig neerslag valt. Ephemeraal, of semi-permanent, oppervlaktewater bestaat slechts een deel van het jaar. Tot het kortstondige oppervlaktewater behoren kleine kreekjes, lagunes en waterpoelen. Door de mens gecreëerd oppervlaktewater wordt aangetroffen in kunstmatige structuren, zoals dammen en aangelegde wetlands.
Aangezien oppervlaktewater gemakkelijker toegankelijk is dan grondwater, wordt het voor veel menselijke doeleinden gebruikt. Het is een belangrijke bron van drinkwater en wordt gebruikt voor de irrigatie van landbouwgrond. In 2015 was bijna 80 procent van al het water dat in de Verenigde Staten werd gebruikt, afkomstig van oppervlaktewater. Wetlands met oppervlaktewater zijn ook belangrijke habitats voor waterplanten en wilde dieren.
Het oppervlaktewater op aarde kan zowel met oppervlaktemetingen als met satellietbeelden in de gaten worden gehouden. De stroomsnelheid van beken wordt gemeten door de afvoer – de hoeveelheid water die per tijdseenheid door de beek stroomt – te berekenen op meerdere punten langs de beek. Het monitoren van het debiet van stromen is belangrijk omdat het helpt bij het bepalen van de invloed van menselijke activiteiten en klimaatverandering op de beschikbaarheid van oppervlaktewater. Ook het bijhouden van de vegetatie rond oppervlaktewaterlichamen is belangrijk. Het verdwijnen van vegetatie, hetzij door natuurlijke oorzaken zoals branden, hetzij door ontbossing, kan een negatief effect hebben op het oppervlaktewater. Verlies van vegetatie kan leiden tot meer oppervlaktewaterafvoer en erosie, wat op zijn beurt het risico van overstromingen kan verhogen.