StructuurEdit
Een typische familietipi is een kegelvormig, draagbaar bouwsel met twee verstelbare rookkleppen, meerdere palen (historisch van 12 tot 25 ft of 3,7 tot 7,6 m lang) die logepalen worden genoemd. Lewis H. Morgan merkte het volgende op,
Het frame bestaat uit dertien palen van vijftien tot achttien voet lang, die, nadat ze aan de kleine uiteinden aan elkaar zijn gebonden, met een draaiing rechtop worden gezet zodat de palen boven de bevestiging elkaar kruisen. Vervolgens worden zij aan de grote uiteinden uit elkaar getrokken en op de grond geplaatst in de rand van een cirkel met een diameter van meestal tien voet. Een aantal ongelooide en gelooide buffelhuiden, aan elkaar genaaid in een vorm die aan het geraamte kan worden aangepast, worden eromheen getrokken en aan elkaar vastgesjord, zoals in de figuur is aangegeven. De onderranden worden met tentspelden aan de grond vastgemaakt. Bovenaan is er een extra huid die als een kraag is aangepast, zodat ze aan de loefzijde open is om de rook gemakkelijker te kunnen laten ontsnappen. Er is een lage opening voor een deuropening, die wordt afgedekt met een extra huid die als val dient. De vuurplaats en de bedden zijn dezelfde als in de Ojibwa hut, maar in plaats van sparren- of hemlocktwijgen wordt gras gebruikt.
In de noordelijke en centrale vlakten wordt bij voorkeur lodgepole den gebruikt en in de zuidelijke vlakten red cedar. Tipi’s hebben een afneembaar deksel over de structuur. De overkapping is van oudsher gemaakt van buffelhuid, een optionele voering van huid of stof, en een deur van canvas of bizonkalfshuid. Moderne lodges zijn vaker van canvas gemaakt.
Touwen (van oudsher van ruwe huid) en houten pinnen zijn nodig om de palen aan elkaar te binden, het dekzeil te sluiten, de voering en de deur vast te maken, en de resulterende structuur aan de grond te verankeren. Tipi’s onderscheiden zich van andere tenten door twee cruciale elementen: de opening bovenaan en de rookkleppen, die de bewoners in staat stellen zich te verwarmen en te koken met open vuur; en de voering die vooral in de winter wordt gebruikt en die isoleert. Tipi’s waren zo ontworpen dat zij gemakkelijk konden worden opgezet of afgebroken, zodat de kampen konden worden verplaatst om de trek van het wild, vooral de bizon, te volgen. Bij het ontmantelen werden de Tipi palen gebruikt om een door een hond of later paard voortgetrokken travois te bouwen waarop extra palen en Tipi dekens werden geplaatst.
Tipi dekens worden gemaakt door stroken canvas of gelooide huid aan elkaar te naaien en een halfronde vorm uit te snijden uit het resulterende oppervlak. Door deze vorm bij te snijden ontstaat een deur en de rookkleppen die de bewoners in staat stellen het schoorsteeneffect te regelen om de rook van hun vuren af te voeren. Traditionele voeringen in oude stijl waren huiden, dekens, en rechthoekige stukken stof die ongeveer 1,2 tot 1,5 meter boven de grond hingen en aan de palen of een touw waren vastgebonden.
Opmaak
Historisch gezien werden de meeste Tipi’s in een dorp niet beschilderd. Geschilderde Tipi’s beeldden vaak historische veldslagen uit en waren vaak voorzien van geometrische afbeeldingen van hemellichamen en diermotieven. Soms werden Tipi’s beschilderd om persoonlijke ervaringen uit te beelden, zoals de oorlogsjacht, een droom of een visioen. Bij het afbeelden van visioenen werden “eerst ceremonies en gebeden aangeboden, waarna de dromer zijn droom vertelde aan de priesters en wijze mannen van de gemeenschap. Degenen die bekend stonden als bekwame schilders werden geraadpleegd, en het nieuwe ontwerp werd gemaakt om anoniem te passen binnen het traditionele kader van de beschilderde tipi’s van de stam.”