Doel: Kritiek zieke kinderen met een hartziekte hebben vaak een langdurige centrale veneuze toegang nodig. Trombose van systemische venen of de noodzaak om vaten te behouden voor toekomstige cardiale procedures beperkt de plaatsen voor plaatsing van centrale veneuze katheters bij deze patiënten. Deze studie evalueert het gebruik van Broviac plaatsing via de transhepatische benadering voor deze patiëntenpopulatie.
Opzet: Een retrospectieve review.
Setting: Een tertiair zorgcentrum.
Patiënten: Alle kinderen met complexe congenitale hartziekten die transhepatische Broviac plaatsing ondergingen tussen mei 2000 en april 2004.
Interventies: Transhepatische Broviac plaatsing.
Metingen en belangrijkste resultaten: Tweeëndertig kinderen met een mediane leeftijd van 5 maanden (20 dagen-5,3 jr) en een mediane gewicht van 4,2 kg (2,2-24,9 kg) ondergingen 40 transhepatische Broviac plaatsingen. Er waren drie (8,8%) procedure-gerelateerde complicaties. Eén patiënt had een intra-abdominale bloeding waarvoor een spoed laparotomie en verwijdering van de Broviac nodig was, één patiënt had een transfusie nodig vanwege een milde zelfophopende intra-abdominale bloeding, en één patiënt ontwikkelde een tijdelijk volledig hartblok. Er was één katheterinfectie. Bij echocardiografie werd trombus geconstateerd op de tip van twee Broviacs; er deden zich echter geen intracardiale vegetaties of embolische voorvallen voor. Er was geen sterfte gerelateerd aan de procedure. De Broviacs bleven gedurende mediaan 36 dagen (1 dag-6 maanden) op hun plaats. Vijf Broviacs werden onopzettelijk verwijderd (twee tijdens hartmassage en drie als gevolg van manipulatie door de patiënt). De resterende Broviacs werden veilig verwijderd zonder spiraalembolisatie. Bij een mediane follow-up van 3,5 maanden (10 dagen-3 jaar) zijn er geen complicaties op lange termijn opgetreden in verband met de Broviacs.
Conclusies: Transhepatische Broviac katheters kunnen veilig worden gebruikt bij ernstig zieke kinderen met een hartziekte en blijven voldoende lang indwelling. Deze modaliteit van langdurige vasculaire toegang moet worden overwogen voor kinderen bij wie de aderen zijn afgesloten of moeten worden bewaard voor toekomstige procedures.