De onderwijsgeleerde Walter C. Parker probeerde deze oorspronkelijke betekenis aan te roepen in zijn essay “Teaching Against Idiocy.” uit 2005. Daarin schrijft hij dat “wanneer het gedrag van een persoon idioot werd – zich myopisch met privé-dingen bezighield en geen oog had voor gewone dingen – dan werd aangenomen dat de persoon als een stuurloos schip was, zonder gevolgen behalve voor het gevaar dat het voor anderen vormde”. De idioot was dus een bedreiging voor de stadstaat, voor het openbare leven, en voor de banden die communicatie en gemeenschap mogelijk maken. Parker vervolgt: “Een idioot is op een bepaalde manier suïcidaal, absoluut zelfvernietigend, want de idioot weet niet dat privacy en individuele autonomie volledig afhankelijk zijn van de gemeenschap.” Parker merkt ook op dat de idioot de “puberteit”, of de overgang naar het openbare leven, nog niet heeft bereikt.
De idioot, in deze zin opgevat, ondermijnt niet alleen de gemeenschap, maar ook de communicatie. Een “idioom” is een uitdrukking die eigen is aan een specifieke taal of plaats. De idioot spreekt alleen in idiomen, hoewel deze voor hem niet functioneren als kleurrijke toevoegingen aan een taal of cultuur, maar alleen door hem begrepen worden. Voor de leden van de gemeenschap zijn zijn uitlatingen het gebrabbel van een baby of een gek, vol geluid en woede, nietszeggend.
Dusdanig kan de idioot worden gedefinieerd: een prepuberale, parasitaire solipsist die alleen tegen zichzelf praat.
In het midden van de 19e en het begin van de 20e eeuw begon de term de meer bekende betekenis te krijgen, namelijk een persoon met een lage intelligentie. Deze betekenis is beladen met een geschiedenis van bekwaamheid, aangezien “idioot” werd gebruikt als een diagnostische term die wees op een ernstige intellectuele of ontwikkelingsstoornis. Dr. Henry H. Goddard was de eerste die de Franse Binet-Simon intelligentietest, een voorloper van de I.Q. tests, vertaalde in het Engels, en gebruikte de metriek om “mentale leeftijd” te classificeren: Een volwassene met een mentale leeftijd van minder dan 3 jaar werd bestempeld als een “idioot”; tussen 3 en 7, een “imbeciel”; en tussen 7 en 10, een “debiel”. Oorspronkelijk werd het I.Q. bepaald door de mentale leeftijd te delen door de werkelijke leeftijd en te vermenigvuldigen met 100: Een idioot was iedereen met een I.Q. lager dan 30. (Goddard was overigens een vroege voorstander van speciaal onderwijs, maar hij was ook een voorstander van eugenetische praktijken en vond dat de idioot uit de samenleving moest worden verwijderd door opname in een inrichting of sterilisatie.)
Gelukkig is deze medische nomenclatuur uit de gratie geraakt. Toch staat de term nog in de boeken van Kentucky, Mississippi, New Mexico en Ohio, waar “idioten” officieel niet mogen stemmen.