Doel: Het evalueren van de uitkomst van de bevalling in gevallen van marginale navelstrenginsertie.
Materiaal en methoden: Deze case-control studie werd uitgevoerd tussen 1 december 2017 en 30 april 2018. Alle singletons met marginale navelstrenginsertie (MCI) en drie pasgeborenen zonder MCI werden gerekruteerd. De belangrijkste onderzochte variabelen waren zwangerschapsduur bij de bevalling, optreden van zwangerschapsvergiftiging, intrapartum bloeding, wijze van bevalling, navelstrenginsertie, navelstrenglengte, geboorte- en placentagewicht, aanwezigheid van nuchal cord, Apgar score en opname van de pasgeborene op de neonatale intensive care unit (NICU). De gegevens van beide groepen werden vergeleken. Fisher exact test, t-test en logistische regressie werden gebruikt voor de vergelijking. p < .05 werd als statistisch significant beschouwd.
Resultaten: Onze prevalentie van MCI was 7,2% (85/1181). MCI was significant geassocieerd met pre-eclampsie (aOR 2,94, 95%CI 1,14-7,59), placenta abruptie (OR 33,68, 95%CI 9,80-115,76), nuchale navelstreng verstrengeling (aOR 3,07, 95%CI 1,69-5,59), laag geboortegewicht (aOR 3,15, 95%CI 1,05-9,45) en overplaatsing van de pasgeborene naar de NICU (OR 4,72, 95%CI 2,46-9,04).
Conclusies: MCI is geassocieerd met verhoogde maternale, foetale en neonatale nadelige morbiditeiten. Daarom moet een zwangerschap met MCI goed worden opgevolgd. Bovendien moet de bevalling plaatsvinden in settings waar snel intensieve neonatale zorg kan worden geboden.