Werkdefinitie: de afscheiding of vervreemding van de mens van een of ander essentieel aspect van zijn natuur of van de samenleving, vaak resulterend in gevoelens van machteloosheid of hulpeloosheid.
Heden ten dage is het begrip vervreemding onderdeel geworden van het gewone taalgebruik, dat veel in de media wordt gebruikt. We krijgen bijvoorbeeld te horen dat bepaalde groepen vervreemd raken van de samenleving, of dat jongeren vervreemd raken van de heersende waarden. Bij een dergelijk gebruik van het begrip krijgen we de indruk van het gevoel van afgescheidenheid van een groep van de samenleving, maar het begrip is van oudsher in de sociologie gebruikt, vooral door Karl Marx, om een veel diepgaander gevoel van vervreemding uit te drukken dan het meeste hedendaagse gebruik (IMO).
Origins van het begrip
Het sociologische gebruik van de term komt voort uit Marx’ begrip vervreemding, dat hij gebruikte om de effecten van het kapitalisme op de beleving van werk in het bijzonder en de samenleving meer in het algemeen te ontwikkelen.
Marx ontwikkelde zijn vervreemdingstheorie vanuit Feuerbachs filosofische kritiek op het christendom – Feuerbach stelde dat het concept van een almachtige God als een geestelijk wezen aan wie mensen zich moeten onderwerpen om verlossing te bereiken een menselijke constructie was, de projectie van menselijke machtsverhoudingen op geestelijk wezen. Het christendom verbloemde op effectieve wijze het feit dat het in werkelijkheid menselijke machtsverhoudingen waren die de sociale orde in stand hielden, in plaats van een of andere hogere geestelijke werkelijkheid, waardoor vervreemding van de ‘waarheid’ van de macht werkelijk in stand werd gehouden.
Marx paste het concept van vervreemding toe op arbeid in industriële kapitalistische samenlevingen, met als argument dat emancipatie voor arbeiders lag in het wegworstelen van de controle van de kleine, overheersende heersende klasse.
Later gebruikten marxistisch geïnspireerde industriële sociologen het concept om de arbeidsverhoudingen onder bepaalde managementsystemen in fabrieken te onderzoeken.
De historisch materialistische benadering van Marx begon met de manier waarop mensen hun zaken samen organiseerden om goederen te produceren en te overleven. Voor Marx is vervreemd zijn een objectieve toestand met reële gevolgen, en om die te veranderen moeten we de manier waarop de samenleving is georganiseerd veranderen in plaats van onze perceptie ervan.
Werk in het verleden was misschien fysiek veeleisender, maar Marx stelde dat het ook minder vervreemdend was omdat arbeiders (ambachtslieden bijvoorbeeld) meer controle hadden over hun arbeidsomstandigheden, het werk geschoolder was en meer voldoening gaf, omdat arbeiders ‘zichzelf in hun werk konden zien’.
In 19e-eeuwse industriële fabrieken hadden arbeiders echter geen controle over wat ze deden, was hun werk ongeschoold en waren ze in feite een ‘radertje in een machine’, wat een hoge mate van vervreemding teweegbracht – oftewel gevoelens van machteloosheid, hulpeloosheid en het gevoel geen controle te hebben.
Het is niet zo’n grote sprong om deze analyse toe te passen op de laatmoderne arbeidsomstandigheden – bijvoorbeeld in fastfoodrestaurants zoals McDonald’s of callcenters.
De theorie van Marx suggereert dat kapitalistische productie vervreemding creëert op vier hoofdgebieden:
- Werknemers zijn vervreemd van hun eigen arbeidskracht – ze moeten werken zoals en wanneer dat nodig is en de taken uitvoeren die hun werkgevers hen opleggen.
- Zij zijn vervreemd van de producten van hun arbeid – die met succes door kapitalisten worden opgeëist om als producten op de markt te worden verkocht met winst, terwijl arbeiders slechts een fractie van deze winst als loon ontvangen
- Arbeiders zijn vervreemd van elkaar – zij worden aangemoedigd om met elkaar te concurreren om banen.
- Ze zijn vervreemd van hun eigen soort wezen – volgens Marx is bevredigend werk een essentieel onderdeel van het mens-zijn, en het kapitalisme maakt werk tot een ellende, dus werk onder het kapitalisme vervreemdt de mens dus van zichzelf. Het is niet langer een genoegen, het is slechts een middel om loon te verdienen om te overleven.
De bekende (maar veel verkeerd begrepen) oplossing van Marx voor de kwalen van vervreemding was het communisme – een manier om de maatschappij te organiseren waarin arbeiders veel meer controle zouden hebben over hun arbeidsomstandigheden, en dus veel minder vervreemding zouden ervaren.
Kritische punten
Marx’ concept van vervreemding was zeer abstract en gekoppeld aan zijn algemene maatschappijtheorie, met haar revolutionaire conclusies, en als zodanig niet bijzonder gemakkelijk toe te passen op sociaal onderzoek.
Hoewel sommige sociologen in de 20e eeuw het concept ontdeden van zijn theoretische oorsprong om het bruikbaarder te maken voor empirisch onderzoek.
Een voorbeeld is Robert Blauners ‘Alienation and Freedom (1964) waarin hij de vervreemdende effecten van arbeidsomstandigheden in vier industrieën vergeleek – met de nadruk op de ervaring van de vier belangrijkste aspecten van vervreemding: machteloosheid, zinloosheid, isolement en zelfvervreemding.
Blauner ontwikkelde manieren om deze verschillende soorten vervreemding te meten, waarbij de subjectieve percepties van de arbeiders zelf werden meegenomen, en stelde dat routinematige fabrieksarbeiders de hoogste niveaus van vervreemding leden. Hij ontdekte echter dat toen productielijnen werden geautomatiseerd, arbeiders zich minder vervreemd voelden omdat ze meer controle hadden over hun arbeidsomstandigheden.
Blauners werk druiste in tegen de bestaande theorie dat technologische innovatie en ‘deskilling’ tot steeds grotere vervreemdingsniveaus zouden leiden. Het suggereerde ook dat vervreemding kon worden teruggedrongen zonder het kapitalisme te vernietigen.
Doorlopende relevantie
Hoewel de ineenstorting van het communisme suggereert dat Marx’ algemene vervreemdingstheorie niet langer relevant is, lijken veel bedrijven vandaag de dag een aantal aspecten van de theorie te hebben overgenomen – zo staat bijvoorbeeld vast dat het vergroten van de werknemersvertegenwoordiging en -participatie de ‘vervreemding’ van werknemers vermindert, zoals uiteengezet in de Taylor Review of Modern Working Practices. Een ander voorbeeld van hoe bedrijven vervreemding tegengaan, zijn de verschillende media- en techbedrijven die werkplekken zo inrichten dat ze ‘huiselijk en comfortabel’ zijn.
Andere sociologen hebben geprobeerd het concept van vervreemding toe te passen op criminologie (Smith en Bohm, 2008) en zelfs op de studie van gezondheid en ziekte (Yuill 2005).