De pH-test is een belangrijke voorafgaande test. (zie pH) Kleine veranderingen in pH (0,3 eenheden of zelfs minder) gaan meestal gepaard met relatief grote veranderingen in andere waterkwaliteiten. De meeste natuurlijke wateren zullen pH-waarden hebben van pH 5,0 tot pH 8,5. Het zure, vers gevallen regenwater kan een pH-waarde hebben van 5,5 tot 6,0. Als het reageert met bodems en mineralen die zwak alkalisch materiaal bevatten, zal de waterstofionenconcentratie dalen. Het water kan licht alkalisch worden met een pH van 8,0-8,5. Water dat zuurder is dan 5,0 en alkalischer dan 8,5 tot 9,0 moet met wantrouwen worden bekeken. Plotselinge veranderingen in pH-waarden dienen als waarschuwingssignalen dat de waterkwaliteit nadelig kan worden beïnvloed door de introductie van verontreinigingen.
H van watermonsters kan in het veld worden bepaald of de monsters kunnen worden verzameld en de pH later worden bepaald. Aangezien de meeste aquatische systemen een pH hebben in het middengebied van de pH-schaal, kan een indicator met een pH van 5-9 toereikend zijn. Een indicator met een breed bereik is echter vaak het beste om mee te beginnen.
Doe een kleine hoeveelheid van het watermonster in een reageerbuisje of ander bakje. Voeg een of twee druppels indicator toe aan het monster. Vergelijk na 30 seconden de kleur van de water/indicator-oplossing met de kleurenkaart die bij de indicator wordt geleverd. Lees de pH van het monster af van de kaart. Indicatorpapier kan ook worden gebruikt.