Leerlingen op openbare scholen hebben op grond van het Eerste Amendement een aantal rechten op vrije meningsuiting. Leerlingen mogen spreken, artikelen schrijven, groepen vormen en zelfs een petitie indienen bij schoolfunctionarissen over onderwerpen. Het Amerikaanse Hooggerechtshof heeft gezegd dat leerlingen “hun grondwettelijke rechten op vrijheid van meningsuiting niet bij de poort van het schoolgebouw [verliezen].”
Er is een fundamenteel onderscheid tussen leerlingen in openbare en particuliere scholen op grond van het Eerste Amendement. Het Eerste Amendement en de andere bepalingen van de Bill of Rights beperken de overheid in het schenden van de rechten van het individu. Ambtenaren van openbare scholen handelen als onderdeel van de overheid en worden actoren van de staat genoemd. Als zodanig moeten zij handelen volgens de beginselen van de Bill of Rights. Particuliere scholen zijn echter geen onderdeel van de overheid. Daarom biedt het Eerste Amendement geen bescherming aan leerlingen van particuliere scholen.
Hoewel leerlingen van openbare scholen wel de vrijheden van het Eerste Amendement bezitten, staan de rechtbanken toe dat schoolambtenaren bepaalde vormen van meningsuiting van leerlingen reguleren. Zo mogen schoolambtenaren uitingen verbieden die de schoolomgeving ernstig verstoren of die inbreuk maken op de rechten van anderen. Veel rechtbanken hebben geoordeeld dat schoolambtenaren uitlatingen van leerlingen die onzedelijk zijn, mogen beperken.
Veel grondwetten van staten bevatten bepalingen die de vrijheid van meningsuiting waarborgen. Sommige Hooggerechtshoven hebben hun grondwet zo uitgelegd dat deze meer bescherming biedt dan de federale grondwet. Daarnaast hebben enkele staten wetten aangenomen die de vrijheid van meningsuiting beter beschermen.
Categorie: Vrijheid van meningsuiting
← FAQ