Ingres verplaatste het thema van het mythologische naakt, waarvan de lange traditie teruggaat tot de Renaissance, naar een imaginair Oosten. Dit werk, zijn beroemdste naakt, werd gemaakt in opdracht van Caroline Murat, de zuster van Napoleon en koningin van Napels. Ingres schilderde hier een naakt met lange, kronkelende lijnen die weinig gelijkenis vertonen met de anatomische werkelijkheid, maar gaf de details en de textuur van de weefsels met een scherpe precisie weer. Dit werk leidde tot felle kritiek toen het werd tentoongesteld op de Salon van 1819.
Discreet verleidelijk
De vrouw die op een divan ligt, biedt zich aan omdat ze naakt is en haar gezicht naar ons toekeert. De titel van het schilderij, die “haremvrouw” betekent, en de accessoires om haar heen roepen het sensuele Oosten op. Maar de vrouw is ook discreet, want ze toont alleen haar rug en een deel van één borst. Het naakt was een belangrijk thema in de westerse kunst, maar sinds de Renaissance waren de op die manier afgebeelde figuren ontleend aan de mythologie; hier verplaatste Ingres het thema naar een ver land. Het onderwerp van de odalisque fascineerde Boucher in de achttiende eeuw en werd later als thema gekozen door Théodore Chassériau (1819-1856), een van Ingres’s leerlingen. In de loop van zijn carrière heeft Ingres veel werken met oriëntalistische thema’s geschilderd, zoals Het Turkse bad (Louvre), dat hij tegen het einde van zijn leven schilderde. Het vrouwelijk naakt, historische taferelen en het portret waren Ingres’ favoriete genres.
Naakt voor een koningin
Caroline Murat (1782-1839), de zus van Napoleon en koningin van Napels, gaf in 1813 opdracht voor dit schilderij. Het was waarschijnlijk een bijpassend stuk bij een ander naakt, La Dormeuse de Naples, dat in 1815 werd vernietigd. La Grande Odalisque werd geschilderd in Rome, waar Ingres in 1806 was aangekomen om een beurs aan de Académie de France te voltooien. De kunstenaar bleef tot 1824 in Italië omdat zijn kunst in Parijs niet populair was. De werken die hij tentoonstelde op de Salon van 1806 (Caroline Rivière en Madame Rivière, Louvre), en de schilderijen die hij uit Rome stuurde (De baadster van Valpinçon, en Oedipus en de Sfinx, Louvre) werden bekritiseerd. De tentoonstelling van La Grande Odalisque op de Salon van 1819 bevestigde dat de critici Ingres’ stijl niet begrepen. Ze veroordeelden hem voor het negeren van de anatomische werkelijkheid, waarmee hij zich onderscheidde van zijn leermeester, Jacques Louis David (1748-1825).
Abstractie en objectiviteit
Vakmanschap was erg belangrijk voor Ingres. Hij gaf de voorkeur aan lange, kronkelende lijnen – bijvoorbeeld de rug van de vrouw – waardoor een werk van grote schoonheid en sensualiteit ontstond. De volumes van het naakt, badend in een gelijkmatig licht, worden afgezwakt in een ruimte zonder diepte. Ingres werd beïnvloed door de maniëristische schilderkunst en, misschien, door Perzische verluchte manuscripten. In contrast met de abstracte lijnen is de weergave van de details, zoals de stoffen, illusionistisch. Dezelfde paradoxale combinatie is terug te vinden in de kunst van de grote beeldhouwer Antonio Canova (Eros en Psyche, Louvre). Ook de subtiele economie van kleuren onderscheidt dit werk. Ingres behandelde het sensuele motief met een koude harmonie die wordt geaccentueerd door de blauwe draperie. Het goud van de andere stoffen helpt om van deze odalisque een mysterieuze, betoverende figuur te maken.
Bibliografie
Ockman Carol, “Het plezier van een vrouw: de Grande Odalisque”, in Ingres’s erotiserende lichamen. Retracing the serpentine line, New Haven and London, Yale university press, 1995, pp. 33-65.Rosenblum Robert, Ingres, Parijs, Cercle d’art, 1968, pp. 104-107.